DEN BOSCH – Hostels en Den Bosch lijken tot nu toe niet geboren voor een goed huwelijk. Solidariteit is ver te zoeken in de Brabantse hoofdstad, waar klagen nog schaamteloos gebeurt.
Het zal niemand in de omgeving van Den Bosch ontgaan zijn de afgelopen tijd: het woord ‘hostel’ hangt weer in de lucht. En dat heeft minder met vakantie te maken dan het klinkt, want de gemeente opent deze hostels om daarin dakloze verslaafden op te vangen. Dit zou de overlast voor de stad moeten verminderen, maar de stad stribbelt tegen. Nog geen anderhalf jaar geleden ging daarom een potentieel hostelpand namelijk op mysterieuze wijze in vlammen op. Dader nooit gevonden. En nu, nu er twee nieuwe locaties zijn aangewezen, is de stad opnieuw in paniek.
Want brave huisvadertjes en moedertjes zien ineens pal naast hun woning een ‘junkhostel’ verrijzen en dat is wel even schrikken. Het knappe is dat deze hardwerkende duizend in een dozijn doorzonwoningmensen het ook nog doen voorkomen alsof ze niets tegen de opvang hebben. Alleen niet in mijn achtertuin. Of zoals ze het letterlijk noemen: ‘Hostels zijn oke. In woonwijken nee’. Eigenlijk bedoelen ze: Hostels oke, in mijn woonwijk nee, want als de hostel twee kilometer verderop had gestaan had onze brave Jan waarschijnlijk zijn schouders opgehaald.
Maar wat is dat toch, die grenzeloze onverdraagzaamheid in deze stad? Als ik goed ben geïnformeerd (en dat ben ik niet) dan zijn er bepaalde wijken in de stad waar er meer mensen zijn mét een wietplantage op zolder plus dito handeltje, dan zonder. Als we in Amsterdam komen vinden we alles prachtig. Maar als er op een geschikte plek, waar lang naar is gezocht, onder begeleiding een aantal junks van de straat wordt gehouden, is de wereld te klein. Men is bang voor overlast en vreest dat de kinderen niet meer op straat kunnen spelen. Gezien alle aandacht die er de laatste jaren voor de hostels is, en de beloofde veiligheid, ben ik eerder bang dat de straten rondom deze hostels straks de veiligste en duurst beveiligde straten van Nederland gaan worden.
Zo zie je maar, dat klagen vaak wat oplevert. En dat zorgt er weer voor dat we met z’n allen nog meer gaan klagen. Als ik mezelf als uitgangspunt neem, dan ben ik allang blij dat ik ergens woon. Dat ik een dak boven m’n hoofd heb en de verwarming aan kan zetten als het koud is. Het is vervelend dat ik vijf minuten bezig ben om mijn fiets uit het hok te krijgen, dat ik mijn huis moet delen met andere mensen en dat ik uitzicht heb op de keuken van de buren. Maar leven is soms ook toegeven. Dat er nu zo’n heisa wordt gemaakt om een paar hostels, wil eigenlijk niet meer zeggen dan dat we met z’n allen te weinig andere problemen hebben. De bewoners rondom de nieuwe hostels hebben voorlopig in ieder geval iets om over te klagen. Heerlijk moet dat zijn.
Comments