Het beeld van de vrome humorloze moslim, dat door de media wordt geschetst, is volgens Elena Simons, schrijfster van het boek ‘Pret met Moslims’ en onderzoeker Theo Meder van het Meertens instituut verre van correct. “Moslimhumor verschilt niet zoveel van autochtone humor”, aldus Meder. “Al zijn na 11 september de tegenstellingen wel weer scherper geworden.”
Het is vlak voor 11 september 2001 als Theo Meder zijn onderzoek naar humor in de multiculturele wijk Lombok te Utrecht afrond. “Tot die tijd zag je dat de verschillende culturen in de wijk steeds dichter naar elkaar toegroeiden. Na de aanslagen in New York, gepleegd door moslims, zag je toch de multiculturele feesten veel minder uitbundig gevierd werden. De tegenstellingen werden uitvergroot”, blikt Meder, onderzoeker naar met name volksverhalen, terug.
In de jaren na de aanslagen leest schrijfster Elena Simons veel negatieve berichten in de media over moslims. “Niet eens zozeer om het tegendeel te bewijzen wilde ik hier iets mee doen, maar ik vond die negatieve publiciteit interessant en daar speelde ik mee in mijn hoofd.” Tientallen belevenissen met moslims later was daar het boek ‘Pret met moslims’. Dit zou hét bewijs moeten zijn dat moslims geen vrome humorloze mensen zijn, maar dat er met hen net zo goed te lachen valt.
“Eigenlijk is humor overal hetzelfde. Zo is er bijvoorbeeld overal domme blondjes-humor”, vertelt Theo Meder. “Moslimhumor verschilt niet zoveel van autochtone humor. Er zijn meer overeenkomsten dan verschillen”, legt hij uit. Elena Simons heeft ook gemerkt dat het met humor onder moslims wel goed zit: “Je kunt heus wel wat grappen maken. Zo heb ik gemerkt dat Marokkanen nogal plagerig zijn en dan helpt het als je zelf ook een plagerige houding aanneemt. Ermee dollen is eigenlijk de beste aanpak.”
Turk, een Marokkaan en een Nederlander…
Tijdens het onderzoek, ‘There were a Turk, a Moroccan and a Dutchman…’, kwam Meder veel in contact met Turken en Marokkanen uit de wijk en sprak hij met velen van hen. “Gevoel voor humor is universeel”, benadrukt Meder. “Maar de grens ligt niet overal hetzelfde.”
Want waar in de Nederlandse samenleving de meeste grappen tegenwoordig normaal worden gevonden is dat door de nieuwe Nederlanders nog niet altijd overgenomen. “Het is op zich wel handig om te weten dat je beter geen grappen kunt maken over Allah, Mohammed of over de koran. Want dat kan een moslim in het verkeerde keelgat schieten”, vertelt Simons.
Dat beaamt Meder. “Religieuze grappen liggen nog steeds erg gevoelig. Een leuke grap maken over Jezus kan gemakkelijker dan over Mohammed. Zelfs over Allah kan je nog een grapje maken als het respectvol gedaan wordt, maar van de profeet blijf je af. Met Mohammed valt niet te spotten.”
Allahallee
Daar kwam Elena tijdens het schrijven van haar boek gaandeweg ook achter. Ze liet de ideën voor haar boek lezen aan enkele moslims. “Van sommige dingen in de lijst zeiden ze: dit kan niet. Bijvoorbeeld ‘knutselen met de koran’ en de Allahallee. Dat is een straat waarin een moskee staat, maar dat kon ik volgens een proeflezer beter niet doen.” In haar boek is ook een fundamentalistische Ken-pop met baard opgenomen. “Dat kan. Maar je zou niet een Mohammed-pop moeten maken, want dan ben je grappig aan het doen over de profeet.”
Een aantal zaken is voor moslims dus taboe. Maar in de westerse cultuur konden vroeger bepaalde grappen ook niet door de beugel. “Het is ook niet altijd zo geweest dat hier alle grappen kunnen”, legt Meder uit. “Honderd jaar terug kon je in Nederland ook geen grappen maken over bestialiteit (seks met dieren, red.) en dergelijke. Nu is die grens opgerekt en kan het allemaal wel, maar dat is dus ook nog niet zo lang het geval.”
Eén van de vooroordelen is dat moslims een groot eergevoel en dus minder zelfspot hebben dan Nederlanders. “Maar dat kan ik niet goed beoordelen”, vertelt Simons. “Wél denk ik dat mensen die geen moslims kennen dat eergevoel overschatten. Er is veel zelfspot bij moslims.” Meder denkt dat moslims over het algemeen wel minder zelfspot hebben. “Maar”, benadrukt hij, “zoveel zelfspot hebben Nederlanders nou ook weer niet. Zelfspot zie je bijvoorbeeld veel bij Katholieken en Joden. Bij moslims is dat wel moeilijker, omdat ze vaak veel serieuzer met hun geloof bezig zijn.”
De grens van humor blijft een vaag begrip. “Als er bijvoorbeeld één keer één imam is die iets griezeligs zegt over spotten met de islam, wordt dat meteen opgeblazen”, denkt Elena. “Alsof alle islamieten dan ineens tegen alle grappen over moslims zijn.” Toch snapt ze de angst van mensen voor de reactie van moslims wel: “Stel er zijn vijf moslims die het zó kwalijk vinden dat ze ook geweld op iemand willen loslaten, dan is dat natuurlijk al genoeg voor iemand om te denken dat hij misschien zijn mond gaat houden. Maar dat zegt niets over moslims.”
Moslims aaien
Vreemd genoeg kreeg Elena op bepaalde onderdelen van haar boek, zoals op het hoofdstuk ‘moslim aaien’, juist kritiek van autochtonen. “Al vonden sommige moslims het denk ik ook niet zo leuk. Maar het is wel opvallend dat er vooral werd gezegd: ‘oooh dat kan je die arme moslims toch niet aandoen’.”
Toch vreesde ze het oordeel van moslims. “Ik was bang”, bekent Elena, “dat moslims mijn boek niet zo tof zouden vinden, omdat ik mensen daarmee in hokjes stop. Ik stigmatiseer bewust: ik neem een stigma en speel ermee zodat ik er meer lucht in breng.” Ondanks de vele overeenkomsten tussen moslimhumor en westerse humor, zijn er ook kleine verschillen. Meder: “Zo zijn sommige grappen wel erg soft. Bijvoorbeeld bij grappen over een populair figuur in moslimgrapjes, Nasreddin Hodja, kon ik vaak de clou niet plaatsen. Maar die onschuldige mopjes kennen we in de Nederlandse samenleving natuurlijk ook wel in mindere mate.”
Maar waar maken moslims dan grappen over? Hebben ze net als wij Belgenmoppen bijvoorbeeld? “Het is wel zo dat Nederlanders tegenwoordig steeds vaker grappen maken over Turken of Marokkanen. Andersom zie je dat niet. Minderheden maken geen grappen over de heersende cultuur, in dit geval de Nederlanders”, aldus Meder. Zo vroeg hij tijdens zijn onderzoek een islamitisch jongetje naar grappen over Nederlanders. “Maar hij kwam niet verder dan te vertellen dat Nederlanders kaaskoppen zijn.”
En wat is dan de grappigste minderheid? “Marokkanen zijn duidelijk de leukste”, vindt Elena. “Ze zijn levendiger en gekker dan Turken en zéker levendiger en gekker dan Nederlanders. Mijn collega is Marokkaan. Ook al is hij behoorlijk geïntegreerd, hij is wel – als ik het even mag generaliseren – een échte Marokkaan. Onbetrouwbaar, heel erg grappig en vlot. Dat maakt hen zowel lastig als heel leuk.”
Veel kinderen van moslimouders behoren alweer tot de derde generatie. Met de tijd verandert ook de humor. “De oudere allochtonen, de eerste generatie, vertelt vooral het repertoire uit hun thuisland. Jongeren van verschillende afkomst maken nu vaak gebruik van een menging van grappen uit verschillende culturen”, aldus Meder. “Zo hoor je nu veel vaker: ‘Er was eens een Turk, een Marokkaan en een Nederlander…’ Dat zijn nieuwe grappen die ontstaan in multiculturele wijken.”
In het boek van Elena Simons lijken moslims af en toe ook te pronken met hun negatieve imago dat de samenleving van hen heeft. “Een logische en goede reactie”, zegt Simons. “Want sommige moslims in mijn boek worden als erg controversieel bestempeld. Journalisten halen de extreme dingen eruit. Als je in zo’n situatie komt snap ik dat je daar ironisch over gaat doen.”
Maar ondanks de moeilijkheden gaat het de goede kant uit concludeert ook onderzoeker Meder. “Er is steeds meer begrip naar elkaar toe.” Alleen betreurt hij de negativiteit die is ontstaan na de aanslag van 11 september en de cartoonrellen. “En waarschijnlijk hebben veel mensen die boos zijn over die cartoons, ze zelf niet eens gezien. De islamitische wereld voelt zich al een tijdje aangevallen door de westerse wereld”, ziet Meder. “Dan word je misschien wat sneller boos dan normaal.”
Couscous
De communicatie tussen de diverse bevolkingsgroepen verloopt dan ook nog niet altijd optimaal. “Tussen de verschillende culturen staan nogal wat muurtjes in. De eetcultuur, ja die mengt wel. We eten allemaal wel eens couscous. Maar verder blijft de menging beperkt tot een enkel straatfeest”, aldus Meder. “De interactie blijft erg oppervlakkig.”
“Kijk maar naar bijvoorbeeld de buurthuizen. Bij een feestelijke avond voor álle bewoners dan zitten alle Nederlanders, alle Turken en alle Marokkanen elk aan een eigen tafel. Dat komt”, vertelt Meder, “bijvoorbeeld doordat ze allemaal hun eigen taal willen spreken. Soort zoekt soort. Dat was vroeger ook al zo in Nederland. Toen zochten Katholieken en Protestanten elkaar ook al op. En er zijn natuurlijk ook een heleboel vooroordelen.”
Na 2 november 2004 werd de sfeer tussen de bevolkingsgroepen er niet beter op. “Toen Theo van Gogh werd vermoord, ontstonden er ineens een heleboel evenementen om moslims en niet moslims met elkaar in contact te brengen. Wat ze daar vaak deden was een debat organiseren”, analyseert Elena. “Terwijl ik denk dat gezellige activiteiten veel beter werken, dan mensen serieus tegenover elkaar plaatsen. Zet ze aan een tafel en laat ze onverwachte opdrachten maken, zodat er wel grappige dingen moeten ontstaan. Zorg dat ze samen moeten lachen. Dat werkt denk ik heel goed.”
Elena is ondertussen positief over de toekomst: “Ik denk dat er genoeg raakvlakken te vinden zijn qua humor tussen allerlei culturen in Nederland. In veel gevallen kunnen mensen grappen naar elkaar toe wel waarderen.”
Oorspronkelijke publicatie: 21 mei 2007
Comments