Daar stonden we dan, bij de bushalte. Marjolein keek naar Noël en zette het direct op een schreeuwen. “Je jas!” Noël keek naar zichzelf waarna hij zich pas realiseerde dat hij inderdaad zijn jas niet aan had. Enkele tientallen meters verderop reeds bus 2 weg. Er volgenden nog wat harde woorden. Ik zei nog dingen als: je houdt voortaan je jas aan in de bus! En: je koopt maar van je eigen geld een nieuwe jas! Noël stamelde iets terug als: ik doe het toch niet expres. De bus met de jas was al bijna niet meer te zien, toen er een auto vlak voor ons stopte. Een man met een petje stak uit het openstaande raam. “Jullie zijn iets verloren in de bus?”, vroeg hij. “Zal ik er even achteraan rijden?” Ja graag, stamelden we samen. “Het is z’n jas, hij ligt nog in de bus.” Zonder te reageren had hij het gas er al op gezet. De bus was al niet meer te zien, maar misschien kende hij de route. “Misschien komt de bus hier anders ook nog wel terug,” probeerde ik. Maar uit het kaartje op de bushalte kon ik dat niet opmaken. “Gaan jullie maar vast,” zei Marjolein. Ik nam de kinderen bij de hand en liep alvast door. We zien die man vast niet terug en de jas ook niet, dacht ik en zei ik blijkbaar ook hardop. Noël zei dat hij de jas helemaal niet nog een keer kon kopen want ‘die had oma in Duitsland voor mij gekocht’. “Nou dan bestellen we ‘m wel.” Een paar minuten later waren we binnen en als we nog maar net de schoenen uit hebben gaat de bel. Marjolein staat uitgelaten achter de deur die ik openzwaai met de jas voor zich uitgestoken. “Ongelooflijk. Ze zijn er gewoon echt achteraan gereden en kwamen terug met de jas!” Je zou bijna weer in de goedheid van de mens gaan geloven.
top of page
Post: Blog2 Post
bottom of page
Comments