Dinsdagavond was de documentaire ‘De bond tegen vloeken’, over de gelijknamige organisatie, op televisie. Een klein en bij vlagen zielig groepje veredelde amateurs die door als een soort taalpolitie op te treden, Nederland mooier wil maken. Hoewel het uit de meeste reclame-uitingen niet blijkt, liggen de wortels van de bond wel degelijk in het (christelijke) geloof.
De bond tegen vloeken is eigenlijk precies zoals je dat zonder de documentaire gezien te hebben, zou verwachten. Kneuterig, amateuristisch en bovenal moralistisch. Hoewel deze club niet minder dan zeven betaalde krachten in dienst heeft, oogt het allemaal nogal houtje-touwtje. Een bijeenkomst in een 300-plus zaal waar een handje vol mensen komt opdagen, een persconferentie zonder pers, een onhandige presentatie op een koud en winderig station, flyer acties waarbij volledig langs elkaar heen wordt gepraat. Eigenlijk gaat het ‘goede woord’ er – als we de documentaire mogen geloven – alleen op scholen als zoete koek in. Er is immers altijd wel een kind wiens moeder kanker heeft; of een oom met het syndroom van down.
Zelf stoor ik me altijd geweldig aan de posters op stations die mij vertellen wat niet te doen. Ik wil graag zelf weten of ik vloek, wanneer en tegen wie. Ik heb geen bond nodig om me te vertellen dat ik hen kwets. Deal with it, net zoals ik deal met bonden die met een moralistisch vingertje naar mij wijzen: het is jammer en verwerpelijk, maar het is nou eenmaal zo. Ik ben niet tegen respect. Maar respect is ook anderen in hun waarde laten. De bond tegen vloeken faalt op dat gebied hard. Ik ben niet pro maar zeker ook niet tegen vloeken maar zoals iemand op een verlaten en regenachtige markt ook zei toen hij aangesproken werd: “Om daar nou een bond voor op te richten.”
Comments