Marjolein’s trein vertrok om één voor negen. Precies op hetzelfde moment fietste ik onder de spoorbrug bij station Oost door om Noël op te halen bij de oppas. Ik zag haar trein maar kon door de donkere ramen niet zien of ze er ook echt in zat. Omdat de wekker die ochtend al om kwart voor zeven ging, voelde het veel later dan het was. Ik had al gedoucht, ontbeten, Noël weggebracht, de tandarts bezocht en zat nu alweer op de fiets. Het zonverlichte fietspad was nog druk van de scholieren. Vooral veel pubermeisjes – altijd twee of drie naast elkaar – viel me op. Toen ik Noël weer op m’n fiets had (hij wilde eigenlijk niet stoppen met met de auto’ spelen), hoorde ik zijn vrolijke gebrabbel aan. Het zal niet snel onbenoemd blijven als we een speeltuin passeren. Ook nu, op weg naar huis, hoor ik al een vastberaden ‘speeltuin toe’. Ik besluit voor een half uurtje te stoppen. ‘Maar daarna wil ik echt koffie’. Noël stemt toe: ‘Ja, boffie’. Hij rent naar de babyschommel en kijkt mij vragend aan. We zijn ondanks het mooie weer helemaal alleen. Noël geeft instructies die zoveel betekenen als ‘harder duwen’. Het lawaai van de weg even verderop lijkt voor even niet te bestaan. Het is een zeldzaam mooi vader-zoon moment. Opeens ziet hij het speeltoestel met de glijbanen, die met elkaar verbonden zijn door een brug. ‘Stoppen, brug toe’. Ik til Noël uit zijn schommel en buk om zijn rode Chuggington-tas op te pakken. Noël rent zo hard als hij kan de brug tegemoet.
top of page
Post: Blog2 Post
bottom of page
Comments