Vanuit het busje kijk ik neer op de man van het autoverhuurbedrijf beneden mij. De bestuurdersstoel lijkt ineens zo hoog dat ik me waan als op een troon neerkijkend op mijn klootjesvolk. Het achteruit het parkeervak uitrijden was gelukt, maar wat ik ook probeer: de bus gaat niet meer vooruit. Achter mij staat ook een bus, inmiddels nog maar enkele centimeters van de mijne vandaan, dus besloot ik toch hulptroepen (de man van het autoverhuurbedrijf) te accepteren.
De man, die ietwat overkomt als een zenuwpees komt, is hoofdschuddend aan komen lopen. Hij zegt alles wat hij denkt, zoveel is duidelijk. “Het licht echt niet aan de wagen, het licht aan jou,” zegt hij terwijl hij een hoofd trekt dat naderend onheil verraad. “Heb je ooit eerder in een bus gereden,” had dezelfde man vijf minuten eerder gevraagd. “Nee,” antwoordde ik eerlijk. Aan het gezicht van de man, die oogt als een straatschoffie maar dan met een doorleefd gezicht van roken en drank, werd de eerlijkheid niet op prijs gesteld. Even dacht ik dat ik het busje helemaal niet mee zou krijgen. Maar hij liet even een pauze vallen en vervolgde toen. “Nou je moet het zelf weten. Vijf op de tien keer gaat het de eerste keer in zo’n bus mis. Het is echt wennen,” zegt hij half mompelend, gevolgd door iets over aanvullende verzekeringen.
Demonstratief en ongeduldig laat hij mij de bus verlaten en rijdt zelf de bus een stuk naar voren zodat ik weg kan rijden. Zijn handelingen zijn zo snel dat het niet te volgen is. “Gewoon gas bij geven, anders rolt de bus naar achteren.” Ik knik. “Dat vermoedde ik ja, alleen ik durfde het er niet op te wagen met die bus er achter.” Hoewel ik uiterlijk mijn best deed vol zelfvertrouwen over te komen, zag hij de twijfel in mijn ogen. “Nou, ik moet weer verder. Het is niet anders,” zegt hij alsof er op zeker ongelukken gaan gebeuren met mij achter het stuur.
Hortend en stotend verlaat ik de parkeerplaats, waar ik zeven uur later zonder een schrammetje te hebben toegevoegd, weer terugkeer. Ik ben de enige op de parkeerplaats, de receptie is al gesloten. Wat een glorieus moment had kunnen zijn, het inleveren van de sleutels bij de man van het autoverhuurbedrijf, wordt nu een lullige handeling. Ik draai de sleutel opgelucht in de sleutelkluis.
Comments