Precies op het moment dat ik uit de draaideur van het faculteitsgebouw stapte begon het te hagelen. Om mij heen renden mensen met hun jas over het hoofd richting het ziekenhuis, terwijl ik in gepaste draf richting station Holendrecht de omgekeerde weg bewandelde. Omdat ik net iets te laat wegging van kantoor (ik had de tijd voor het afscheid nemen en het opzetten van mijn Kink mondkapje niet helemaal goed ingeschat) moest ik tegen mijn zin toch nog haasten. Ik had voor een keer een andere route genomen dan mijn gebruikelijk acht verdiepingen naar beneden in het G gebouw en dan via de begane grond naar de uitgang. Deze keer ging ik naar F, langs die andere covid-afdeling, dan met de trap naar de eerste en dan bovenlangs naar het K gebouw. Er bleek in tegenstelling tot wat mijn collega’s hadden gezegd een sluis tussen F en K te zijn waarvoor je je badge nodig had. Gelukkig deed iemand anders net voor mij de deur al open en kon ik mee sneaken. Omdat ik zo snel geen trap naar beneden zag drukte ik op de knop voor de oranje lift, maar die moest nog helemaal van beneden komen. Toen de deuren open gingen zag ik ineens waar de trap was verstopt, maar ik besloot nu toch maar eens de lift te pakken. Het was pas de tweede keer (denk ik?) dat ik sinds covid in een lift stond. Eenmaal uit de lift keek ik om me heen, alsof ik me betrapt voelde omdat ik niet ‘gewoon’ die laatste verdieping was gaan lopen. De ruimte was echter bijna leeg. Alleen verderop, bij de ramen, zaten een paar mensen. Vlak voor mij moest ook iemand naar buiten, de hagel in, al wisten we dat toen nog niet.
top of page
Post: Blog2 Post
bottom of page
Comments