De trein reed net weg uit station Roosendaal waar ik een kwartier in de stralende zon had staan te wachten. Ik zat in het tussenstuk van de trein waar ook de fietsen kunnen worden geparkeerd. Tegenover me zat een oudere vrouw met een kinderwagen vol met zooi. Ik keek op mijn telefoon en zag op Twitter dat Poetin ‘nucleaire wapens’ standby had laten zetten en dacht: dit gaat helemaal fout. De afgelopen dagen was de vraag al wel vaker langskomen: is het gepast om carnaval te vieren nu er oorlog in Europa is. Tot nu toe was mijn antwoord: ja, zolang als het kan moet iets als carnaval altijd door kunnen gaan. Carnaval is (voor veel mensen) het leven en daar kun je immers niet mee stoppen. Dezelfde mensen die vragen of carnaval in oorlogstijd wel gepast is gaan ook gewoon uit eten, bezoeken de bioscoop en gaan naar hun werk. Waarom moeten ‘wij’ dan stoppen met leven? Toen ik de berichten over nucleaire wapens zag veranderde dat gevoel van ‘we moeten doorgaan’ naar ‘waar ben ik nou eigenlijk mee bezig’. Aan de ene kant de enorme zin in een zonovergoten carnavalsdag met bier en bandjes. Aan de andere kant het gevoel dat je thuis wilt zijn bij je vrouw en kinderen. Het zal niet snel gebeuren, maar je kunt je toch moeilijk voorstellen dat er ergens een atoombom wordt gedropt op het moment dat jij met een biertje half aangeschoten staat te lallen op ‘Ei lekkere dweil oe ist’. Eenmaal in Bergen op Zoom, deed ik mijn kiel aan, zakdoek en gordijn om en liepen we naar ‘het eerste café’ van de dag. We hadden het over Poetin, de bom en over de dood. En over katers. Hoofdpijn is erger dan een atoombom, bracht mijn mede dweil als stelling in. Want als je hoofdpijn hebt dan heb je daar bewust last van. Ik had nog niet gedronken, maar vond dat hij wel een punt had. Het relativerende van carnaval wierp direct z’n vruchten af. Ik was niet langer bang voor die bom, althans niet op deze dag. Ik was nu banger voor een eventuele kater voor morgen.
top of page
Post: Blog2 Post
bottom of page
Comments