Het was een gekke verjaardag van Noël zo zonder bezoek. We hadden een enorme ballon in de vorm van een acht, die Otis per ongeluk kapot had gemaakt door er op te liggen. Er was taart en we keken Groundhog day. De film waarin het elke dag opnieuw 2 februari wordt. Ik wilde net pannenkoeken gaan bakken en toen (lichte) paniek.
Even later stonden er ineens twee ambulancebroeders in de woonkamer. Ze hadden net als wij een mondkapje op. Ik keek naar de flipklok achter een van hen. Het was een paar minuten voor zeven uur. Je denkt - blijkbaar - aan de gekste dingen. Zo dacht ik bij de blik toch even: de persconferentie begint zo. Een van de broeders stond ineens vlak bij ons met een stethoscoop om naar Luna’s longen te luisteren. We moesten haar rug ontbloten. Noël moest het geluid van Minecraft uitzetten zodat hij het beter kon horen. We vertelden rustig het verhaal. Over dat ze ineens naar ons was toegekomen hees en slikkend omdat ze iets had ingeslikt. Het bleek om een noot te gaan die al een paar dagen in de kamer lag. Had Otis buiten gevonden.
Luna stopt nooit wat in haar mond, maar nu dus wel. Ze leek wat naar adem te happen, kon eerst amper praten en was daarna heel hees en rustig. We vertrouwden het niet. “Bel 112 maar,” zei Marjolein nadat ik via Google niet veel verder kwam dan dat ze moest gaan hoesten (wat ze niet deed). Ik aarzelde maar ik vertrouwde het ook niet helemaal. Er zat nog ergens iets vast en ze had daar duidelijk last van. Ik besloot toch maar te bellen. Een zakelijke vrouw nam op en stelde wat vragen. Ik vertelde eerlijk dat ik niet wist of er een ambulance nodig was, wellicht was wat advies genoeg. Na een paar antwoorden zei ze dat we waarschijnlijk ook gewoon de huisartsenpost hadden kunnen bellen, maar dat ze voor de zekerheid een ambulance zou sturen. Of iedereen boven de dertien wel een mondkapje op wilde zetten. Voor ik het wist was het gesprek voorbij en zaten we te wachten op - weer - een ambulance.
We hadden nog niet opgehangen of Luna kon ineens weer praten. Als we niet beter wisten zouden we bijna denken dat ze een toneelstukje had opgehouden. Op advies van de zakelijke van 112 lieten we haar zitten. Ze klonk nog niet helemaal normaal, maar echt zorgelijk leek het ons ineens ook niet meer. “Moeten we de ambulance maar afbellen?”, vroeg ik nog. Maar het leek me ook een beetje vreemd om daar dan weer 112 voor te bellen. Nadat de ambulancebroeder onze gegevens had genoteerd, de huisarts had verwittigd en wat advies gaf over wat we in de gaten moesten houden de komende dagen, was het werk gedaan.
Ze vroegen de jarige Noël of hij even in de ambulance wilde. Nee, dat hoefde niet. Maar Otis en Luna wilden wel. Otis mocht zelfs even de zwaailichten aanzetten. Luna kreeg een knuffel-ambulancebroeder - dezelfde die Otis ruim een jaar geleden ook had gekregen - en mocht naast hem op de bijrijdersplek zitten. Een paar minuten later stonden we weer in de kamer. We hadden het weer over Groundhog day. “Als het morgen weer 2 februari is, zorg ik dat Otis mijn ballon niet kapot maakt,” wist Noël. “Zou je niet liever zorgen dat Luna dan het nootje niet in kan slikken?” Noël dacht even na maar reageerde niet.
Comments