We fietsten door het parkje vlak achter ons huis. Mijn zoon had net een banaan gekregen voor onderweg. Hij wacht graag lang met eten en dan net als je weg wilt, of hij naar bed moet, gaat hij schransen. Soms beweert hij dat hij nog honger heeft als hij om zeven uur naar bed gaat, terwijl zijn bord dan nog half vol ligt met speciaal voor hem gekookt eten. Eten dus dat hij lekker vindt. Mijn zoon is eigenlijk van de appels, maar nu wilde hij dus voor onderweg naar het kleutergymmen een banaan. Prima. Bij het parkje had hij de banaan al opgegeten. Tenminste daar kwam ik dus snel achter. Ik hoorde toen we net voorbij een bankje met prullenbak reden ‘plop’. Ik keek achter me en zag dat z’n handen leeg waren. “Waar is je bananenschil?,” vroeg ik. “Toch niet op de grond hé.” Hij zei wijselijk niets en keek schuldbewust voor zich uit. Ik stapte van de fiets af, deed zijn riempjes los en zette hem op het paadje waar fietsen eigenlijk niet is toegestaan, maar wordt gedoogd. Na een sprintje gooide hij de schil in de prullenbak. “Waarom deed je dat nou?”, vroeg ik. “Stel je voor dat iedereen dat zou doen.” Het is in ieder geval niet iets dat wij ooit zouden doen. Na nog een korte stilte, ging het over een klasgenootje, die al wippend van zijn stoel was gevallen vandaag. Dát had pas indruk gemaakt.
top of page
Post: Blog2 Post
bottom of page
Opmerkingen