Zoeken op de website
992 items gevonden voor ""
- De Drye Vijzels
Daar stonden we dan te kijken naar de brokstukken op de dag nadat het monumentale gebouwd aan de Markt in Den Bosch was ingestort. Of zoals NOS het een dag later op Teletekst ietwat dramatischer weergaf: ‘onderzoek naar instorting Den Bosch’. Het was toch echt alleen het pand van de Pearl dat naar de grond ging. Ramptoeristen. Dat waren we en daar kwamen we ook hardop voor uit. Net als iedereen om ons heen overigens. ‘Kijk ons eens ramptoerist zijn’. Sommige mensen betrekken zichzelf niet graag bij de realiteiten en merkten bij het aangezicht van vele tientallen Bosschenaren op deze zonnige zondagmiddag op: ‘kijk eens naar al die ramptoeristen om ons heen’. Ook op Twitter spraken – uitgerekend met enige regelmaat – journalisten van het fenomeen ramptoerisme. Dat lijkt me beroepsblindheid. Journalisten waren dan ook in grote getale te vinden naast de puinhopen. ‘De Drye Vijzels’ zoals het pand heette stond daar al sinds 1637. En nu stonden wij daar een paar meter verderop te kijken naar wat er nog van over was: niets. Het is bijna onbegrijpelijk als je daar als Bosschenaar niet naar toe wilt om met eigen ogen te zien hoe een stukje historie in een paar seconden een gapend gat achterliet in de historische binnenstad. Met mij spraken andere aanwezigen zondag ook de vraag uit: hoe moet dat nou met het gat op de markt. In ieders perceptie is de Markt bij uitstek een constante factor in het gezicht van de stad. Maar toen ik keek naar de overgebleven gebouwen zag ik wat ik nog nooit eerder zag: heel erg veel ‘nieuwbouw’ uit de vorige eeuw tussen hier en daar een echt oud pand. Het algemene beeld van een stad met enkel een historische uitstraling blijkt niet te kloppen. Een paar panden naast de Pearl staat ook een foeilelijk strak gebouw dat qua bouwstijl niets maar dan ook niets met warme pretenties van Den Bosch te maken heeft. Het was de eerste keer dat het me opviel. Toen we verder liepen zag ik vooral nog wat er allemaal al eerder tegen de vlakte was gegaan. De stad verloor dit weekend niet alleen ‘De Dry Vijzels’; maar ook het beeld dat ik van de rest van de Markt had.
- Oscars
Ik dacht gisteren: laten we de Oscar-uitreiking een keer gaan kijken. Het klinkt vrij suf, burgerlijk bijna, maar ik heb het nog nooit eerder gekeken. Ik ken de Oscars, Grammy’s, Emmy’s en al die andere prijzen alleen van de korte fragmenten die ik wel eens zie. Nooit kwam het in me op om daar – exclusief reclames – drie uur naar te gaan kijken. En ik weet nu waarom. Het theater waar dit filmfeestje wordt gehouden ziet er geweldig uit. Maar dan de naam. Het Dolby Theatre. Nederlandse voetbalstadions hebben er ook een handje van: de oerlelijke naam van de sponsor aannemen. En dus horen we wekelijks in het voetbaloverzicht namen voorbij komen als het Kyocera Stadion, het AFAS-stadion en de Grolsch Veste. Voorspelling: in de nabije toekomst zullen ook voetbalclubs, films en misschien zelfs voetballers en acteurs worden vernoemd naar grote bedrijven die nog meer winst willen maken dan ze al doen. De Oscar-uitreiking zelf is een geoliede machine waarin de acteurs, regisseurs en andere filmmakers slechts figuranten zijn van de show. Om lange speeches te voorkomen wordt na een vooraf bepaalde tijd de muziek aangedraaid. En wel zo handig: onder in het scherm rollen de namen langs van mensen die ze willen bedanken. Na het dankwoord worden de winnaars vriendelijk doch dringend verzocht het podium te verlaten. One minute of fame, maar het moet ook niet langer duren.
- What would Jheronimus buy?
Als Jheronimus Bosch na 500 jaar terug zou komen naar zijn stad, wat zou hij dan kopen? Een lamp (80 euro) met één van zijn vogels? Een fles wijn (12 euro) met een Bosch-etiket? Of toch gewoon een theedoek (10 euro) of make-up spiegel (20 euro) met een jolig monster? Ik denk dat hij van de keuze zou duizelen. Ja mensen, Jeroen Bosch is thuis tijdens zijn eigen Jeroen Bosch Jaar 2016. En zeg nou zelf, wat is nou een feestje zonder koelkastmagneet met tekening van de hand van de ‘jarige’ er op? 500 jaar dood: daar moet op gekocht worden. Als ‘verjaardagskado’ is het Noordbrabants museum omgebouwd tot giftshop. Want dat feestje betalen we natuurlijk gewoon zelf. Bosch sells en dat wordt niet onder stoelen of banken gestoken. Niet één maar twee grote winkels (één zaal waar normaal kunst hangt is ontruimd om nog meer geld te kunnen verdienen) moeten we doorploegen om de ons beloofde échte werken van Jheronimus te kunnen zien in de tentoonstelling ‘Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie’. Ik deed dat, en met mij vele, op de allereerste dag dat de tentoonstelling open is voor het publiek. Als de schattingen kloppen doen na mij dat nog zo’n 250.000 andere bezoekers. Zij komen natuurlijk om prullaria van hun grote kunstheld te kopen, maar ook wel een beetje om de 20 schilderijen en 19 tekeningen van Bosch in het echt, bij elkaar en in Den Bosch te kunnen zien. En zo kon het gebeuren dat het in de giftshop bij de presse-papier bijna net zo druk was als bij het echte Hooiwagen-drieluik 50 meter verderop. Want hoewel het buiten lekker doorliep (geen rij) en het kopen van een kaartje een dag van tevoren geen enkel probleem opleverde (in alle tijdslots waren nog tickets beschikbaar), moet je eenmaal in de tentoonstellingsruimte aangekomen dringen om een glimp van de kunstwerken op te kunnen vangen. Bij de échte schilderijen van Jeroen Bosch (er zijn namelijk vooral ook schilderijen van volgelingen en van zijn atelier te zien) staat het drie rijen dik en moet je behoorlijk van lengte zijn (of heel veel geduld hebben) om überhaupt iets te kunnen zien. Hoe uniek en mooi de verzameling bij elkaar ook is, het is toch even slikken als je net 22 euro (of 10 euro bij het bezit van een museumjaarkaart) heb afgetikt, wanneer je tussen de hoofden van het voornamelijk oudere publiek moet zoeken naar een vleugje van de beloofde betovering. Dat de rest van het museum met de vaste collectie ook niet open is, helpt ook niet mee in de beoordeling van de vraag: heb ik waar voor mijn geld gekregen. Na een klein uurtje bereiken we – uiteraard via een giftshop (waar mijn vrouw drie ansichtkaarten afrekent) – de uitgang. Naast mij rekenen grijze mannen voor tientallen euro’s hun net gekochte stukje magie af. De visioenen van Bosch zijn in 2016 vooral goed voor eurotekens in de ogen van het stadsbestuur en het museum.
- Hewitt
Vandaag speelde Lleyton Hewitt zijn laatste professionele tenniswedstrijd. Hij neemt na zijn nederlaag op de Australian Open tegen de Spanjaard David Ferrer definitief afscheid. Eerlijk gezegd dacht ik dat Hewitt allang was gestopt. De flamboyante Australiër is eeuwig jong gebleven; op 34-jarige leeftijd zit hij nog altijd onder de jeugdpuistjes en zijn ondeugende blik verraad: dit is een man die nooit ouder zal worden. Zijn hoogtijdagen (2001-2002) liggen alweer lang achter hem. Wat goed is komt snel, maar na zijn jonge doorbraak op 19-jarige leeftijd, is hij midden jaren nul (of hoe je dat ook zegt) ver weg gezakt. Na 2003 won hij zelf nooit meer een belangrijk toernooi. Slechts sporadisch wist hij tot de kwartfinale van een Grand Slam toernooi door te dringen. Wat is er met die puistige, ondeugend ogende jongen – inmiddels man – gebeurd? Is hij het tennissen verleerd? Of heeft hij een tijdje (ver) boven zijn niveau gespeeld? Ik weet me vaag te herinneren dat hij rond het jaar 2000 als rising star, nog niet zo heel lang belachelijk lang tenniste. Of het waar was, of dat ik dit zelf heb verzonnen, weet ik niet. Het doet er ook niet meer toe. Het gaf mij hoop. Je kon heel snel, heel goed worden, als je er maar alles voor deed. Lleyton was de gretigheid zelve. De nieuwe McEnroe. Een echte publieksspeler, die vandaag zijn laatste ballen sloeg. Het tennis huilt, een beetje dan.
- Kasatari jaaroverzicht 2015
Het huis zit vol, de Top2000 staat op de achtergrond (Ed Sheeran met ‘I see fire’ (145)) en ik tik liggend op de bank waarop ik vannacht sliep mijn traditionele Kasatari-jaaroverzicht. 2015 was het jaar van Otis, werk zoeken (en vooralsnog niet vinden), naar de peuterspeelzaal gaan, de Lenny-dag. Maar ook van rampen zoals het familieweekend organiseren en aanslagen in Parijs. Van tijdreizen en het lang verwachtte kampioenschap van PSV (en overwintering in de Champions League). Het jaar begon met solliciteren, solliciteren en nog eens solliciteren. En niet zonder succes: vanaf het begin kreeg ik regelmatig uitnodigingen voor een gesprek, maar helaas greep ik steeds (net) naast de baan. In september was er nog wel een kortstondige poging tot werken bij een bedrijf dat commerciële chats verzorgt voor andere bedrijven. Helaas bleek het geen goede match. Waar het vinden van werk nog niet echt wilde vlotten, was er in het voorjaar wel ander heugelijk nieuws. Duidelijk werd dat er een nieuwe baby op komst was, die we enkele maanden later een ‘hij’ zouden gaan noemen. Nog weer een paar maanden later kreeg hij de naam Otis Yannick. Noël moest even wennen aan het feit dat hij nu grote broer is geworden. Soms uit dat in woede-aanvallen maar vele malen vaker in ‘Otis is lief!’. Hij wacht nu geduldig tot zijn kleine broertje groot genoeg is om ook echt mee te kunnen spelen. Noël is in 2015 grote vriendjes geworden met Lumen, met wie hij ook een dag naar de peuterspeelzaal gaat. Sinds januari slaapt hij bovendien in een prachtig Thomas de Trein bedje en in december kreeg hij daar op eigen verzoek een echt kussen in. In 2015 is Noël fan geworden van Youtube-filmpjes over Surprise eieren, treintjes en speelgoedreviews. PSV werd voor het eerst sinds 2008 weer eens kampioen en plaatste zich tot de verrassing van velen voor de volgende ronde van de Champions League. Daarnaast maakten we de dag mee waar Marty naar toe gaat met zijn tijdmachine – 21 oktober 2015 – en haalden we daarmee een stuk filmgeschiedenis definitief in (tenzij we ooit een echte tijdmachine uitvinden). De hoverboard is overigens serieus een ding geworden dit jaar, al is het in iets andere vorm dan voorspeld in de film. En zo ging de tijd vlug. Zeker de laatste twee maanden met z’n viertjes. We hadden een dag voor het einde van het jaar nog net tijd voor een ander klein hoogtepuntje: het bijwonen van de Oudejaarsconference van Herman Finkers. Zo kunnen we vanavond nog een keer rustig achterover zittend kijken hoe de laatste seconden van 2015 wegtikken onder het genot van – hopelijk – een oliebol en alltime hero Herman in de wetenschap dat we al weten wat komen gaat. Helaas is 2016 nog volledig in het ongewisse. Maar dat is natuurlijk ook weer de charme. Cheers en nu foto’s! Bekijk eventueel ook de Kasatari-jaaroverzichten van 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2016 en 2017. 1 januari: We gingen naar de nieuwjaarsduik, maar waren helaas te laat om anderen te zien koukleumen bij de Oosterplas. Wel konden we met het beetje sneeuw dat er nog lag, sneeuwballen gooien. 17 februari: Noël stortte zich als die-hard carnavalsvierder in het feestgedruis. We vergeven hem de Oeteldonkse uitdossing 31 maart: Een lief briefje in het bevrijdingsmuseum, dat hoop geeft voor de toekomst. Voor wie het niet kan lezen: ‘Ik vind het jammer dat jullie dood zijn, maar super bedankt voor deze vrijheid’ 19 april: Ein-de-lijk verlost na zeven magere jaren. PSV werd tegen Heerenveen thuis kampioen, en ik was er bij. Een dag later was het feest in de stad 21 april: Noël heeft een belangrijke mededeling: ‘I’m the big brother’. Sommige lezers zagen daarin het bewijs dat hij een broertje zou krijgen. Dat wisten we toen nog niet maar bleek later wel te kloppen… 5 juli: Het familieweekend was weer erg gezellig toen het eenmaal voorbij was en we zonder stress de foto’s konden bekijken. Voor de eerste en laatste keer namen we de organisatie van het Paping-weekend op ons. Er was een biertekort en een heuse hittegolf, maar dat mocht de pret niet drukken. Het voorwerk was verschrikkelijk maar het eindresultaat mocht er wezen 17 september: Helemaal in Dordrecht gingen we op de gevoelige plaat. Voor de laatste keer met z’n drieën al was Otis er natuurlijk ook al wel een beetje bij. De regen maakte een buitenshoot onmogelijk, maar de foto’s zijn er niet minder om 12 oktober: Voor de eerste keer op Texel en direct een bijna-aanrijding met een kudde schapen. Het kan bijna niet meer cliché. Het strand, de musea, het bier en het weer (droog) werkten behoorlijk mee. En zo was deze vakantie met opa Peter een meer dan geslaagd uitstapje. Al was met de bus op de boot toch wel het hoogtepunt voor Noël 21 oktober: de dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier. De dag waarop we vliegende auto’s en faxen kunnen gebruiken. In de bioscoop in Utrecht keek ik met JP alle films achter elkaar. Voor het eerst op groot scherm 5 november: Na negen maanden wachten waren we eindelijk met z’n viertjes. Otis Yannick werd op 4 november geboren en op 5 november maakte hij kennis met zijn grote broer op het grote bed 6 december: Kleine jongens worden groot. De tijd vliegt met zo’n kleine uk er bij. Maar het is een zeer tevreden mannetje dat nu al volop lacht om mijn grappen. Oké dat doet hij naar bijna iedereen, maar toch. Een mooie foto om het jaar mee te eindigen, naar wij dachten Bekijk hier de jaaroverzichten van 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017.
- Winterstand voetbalvoorspelling 2015-2016
Er zijn alweer 17 rondes gespeeld in de eredivisie en Ajax (boe) gaat fier aan kop voor PSV en Feyenoord. Onderin valt vooral FC Twente (17e) op. Wie dat alles het beste (of minst slechte) had voorspeld – tot nu toe – is Marjolein! Met slechts 50 strafpunten laat ze Bert (58) en Jan (62) ver achter zich. Maar er kan natuurlijk nog van alles gebeuren. 1. Marjolein (50) 2. Jan-Joost van Gangelen (52) 2. Wilfred Genee (52) 4. Willem Vissers (54) 4. Hugo Borst (54) 4. Jeroen Grueter (54) 7. Valentijn Driessen (56) 8. Bert (58) 8. Hans Kraay Jr. (58) 10.Tom van Hulsen (60) 10.Sjoerd Mossou (60) 12.Jan (62) 12.Emile Schelvis (62) 12.Kees Jansma (62) 15.Lobke (64) 16.Kasper (66) 17.Gerrit (68) 18.Peter (70) 19.Maarten (72) 19.Arno Vermeulen (72) 21.Noël (80)
- Stalker
Verveel je je net iets te vaak? Heb je geen hobby’s? Of heb je het idee dat je te weinig aandacht krijgt? Stoort het jou ook zo, als je ongestoord je werk kunt afmaken? En heb je ook zo’n hekel aan rust aan je hoofd of negen uur achter elkaar doorslapen? Neem dan een kind! Een kind is als je eigen persoonlijk stalker, 24 uur per dag. Vanaf het moment dat hij of zij wakker wordt heb je continu aandacht, tot het moment dat ze weer naar bed gaan. En dat voor zo’n 18 tot 20 jaar achter elkaar! (batterijen niet inbegrepen) Kinderen zijn gratis in de aanschaf! Je hoeft er zelfs bijna niets aan te doen. Toegegeven de accessoires (kleding, eten, luiers) kunnen wel prijzig zijn. Maar daar staat tegenover dat je van de overheid altijd recht hebt op kindersubsidie, hoe rijk of arm je ook bent. Je hoeft nooit meer in je eentje tegen jezelf staan te praten. Nee, met een kind kan je ongegeneerd tegen je zelf staan te praten met het excuus dat je het tegen je kind hebt. Niemand die raar zal opkijken. Ook hoef je nooit meer een activiteit alleen te ondernemen. Naar de wc een eenzame bedoening? De winkel een saai verplicht uitje? Geen punt! Met een kind maak je er gewoon een klein (en soms stinkend) feestje van! We hebben er allemaal hekel aan: rust aan je hoofd. Te veel rust aan je hoofd leidt immers bij veel mensen tot piekeren en daar komen vaak al dan niet zinnige gedachten uit voort. Met een kind hoef je nooit meer na te denken: het continue geschreeuw overstemt al de stemmen in je hoofd doorlopend. Daarbij heeft je kind ook nog eens veel van de eigenschappen van jou en je partner overgenomen. Zo je je eigen vervelende karaktertrekken nog eens meebeleven door de ogen van een ander! En alsof dat nog niet genoeg redenen zijn. Je ‘krijgt er ook nog eens zoveel voor terug’! Wat dat ‘zoveel’ dan precies is, is op dit moment nog niet helemaal duidelijk. Maar iedere ouder zegt het. Dus hé, het zal wel waar zijn. Ook kan je ontzettend veel besparen op elektrische apparaten. Een wekker naast je bed? Een wekker uit het raam: niet meer nodig! Kortom overweeg ook eens een kind. Want wie wil er nou niet een eigen mini-stalker in huis? Je eigen stalker. Wie volgt ons?
- De (misschien wel) laatste keer
Over anderhalf uur vindt de loting plaats voor de Champions League groepsfase. Als bezitter van kaartjes voor de thuiswedstrijden van PSV volg ik deze uiteraard met extra veel belangstelling. Conclusie na even zwerven door de interwebs krochten: PSV is slachtvee volgens de meeste fans van andere clubs. Iedereen wil ons loten. Hoe zit dit? De UEFA, organisator van het Champions League-toernooi, heeft dit jaar een nieuw lotingssysteem toegepast. Zoals ieder jaar worden de clubs vooraf verdeeld in vier potjes. Maar waar dit eerder gebeurde op UEFA-coëfficiënt (dus op clubsterkte) gebeurt dat dit jaar op basis van: kampioenen eerst (dus kampioenen eerst). Daardoor belandde PSV (slechts nummer dertig van Europa), toch in de eerste pot. En ontlopen ‘we’ sowieso Barcelona, Chelsea, Bayern Munchen, Juventus en PSG. Tegelijkertijd is dit voor andere grote clubs uit de toplanden, zoals bijvoorbeeld Real en Atletico Madrid en Manchester United en City, een extra kans om tegen een relatief zwak team als PSV te loten. De Nederlandse kampioen wordt (waarschijnlijk terecht) als zwakste schakel beschouwd. Gehoord bezwaar: de loting wordt er zo niet eerlijker op. Met name omdat een aantal clubs nu zwakke broeder PSV kunnen loten, waar anderen het zullen moeten doen met bijvoorbeeld grootmacht Bayern München. True. Dat is ook niet per se eerlijk, maar de vraag is wel: wat is er aan het moderne voetbal nog wel eerlijk? Is het eerlijk dat Real Madrid een begroting heeft 550 miljoen euro en PSV maximaal 80 miljoen? Nee, voetbal is allang niet meer zoals het was: 11 voetballers nemen het op tegen 11 andere voetballers en de beste wint. Het is tegenwoordig: 550 miljoen euro koopt de beste voetballers en de rijkste wint. Je kunt er blij mee zijn of niet, maar het is wel zo. Persoonlijk vind ik het jammer. Want de Champions League zou zoveel mooier zijn als elk land z’n topteams heeft, waarvan er slechts één in de kampioenscompetitie zou mogen spelen. Het liefst uiteraard met vergelijkbare budgetten, zodat er een eerlijke strijd kan plaatsvinden en elke voetbalfan, of hij of zij nou uit een klein of groot land komt, zijn ploeg ooit met de cup kan zien juichen. In plaats daarvan worden de grote clubs alleen maar rijker. De kleine clubs ook, maar relatief gezien niet. Waardoor het verschil anno 2015 eigenlijk onoverbrugbaar groot is geworden. Aangezien ik tegen deze ontwikkeling ben zou ik eigenlijk de Champions League moeten boycotten. Maar de fan in mij won het bij het kopen van kaartjes van de ratio. Daarom ga ik toch naar de thuiswedstrijden van mijn slachtvee. Al was het maar omdat het zomaar eens de laatste keer zou kunnen zijn.
- Slachtvee
Over anderhalf uur vindt de loting plaats voor de Champions League groepsfase. Als bezitter van kaartjes voor de thuiswedstrijden van PSV volg ik deze uiteraard met extra veel belangstelling. Conclusie na even zwerven door de interwebs krochten: PSV is slachtvee volgens de meeste fans van andere clubs. Iedereen wil ons loten. Hoe zit dit? De UEFA, organisator van het Champions League-toernooi, heeft dit jaar een nieuw lotingssysteem toegepast. Zoals ieder jaar worden de clubs vooraf verdeeld in vier potjes. Maar waar dit eerder gebeurde op UEFA-coëfficiënt (dus op clubsterkte) gebeurt dat dit jaar op basis van: kampioenen eerst (dus kampioenen eerst). Daardoor belandde PSV (slechts nummer dertig van Europa), toch in de eerste pot. En ontlopen ‘we’ sowieso Barcelona, Chelsea, Bayern Munchen, Juventus en PSG. Tegelijkertijd is dit voor andere grote clubs uit de toplanden, zoals bijvoorbeeld Real en Atletico Madrid en Manchester United en City, een extra kans om tegen een relatief zwak team als PSV te loten. De Nederlandse kampioen wordt (waarschijnlijk terecht) als zwakste schakel beschouwd. Gehoord bezwaar: de loting wordt er zo niet eerlijker op. Met name omdat een aantal clubs nu zwakke broeder PSV kunnen loten, waar anderen het zullen moeten doen met bijvoorbeeld grootmacht Bayern München. True. Dat is ook niet per se eerlijk, maar de vraag is wel: wat is er aan het moderne voetbal nog wel eerlijk? Is het eerlijk dat Real Madrid een begroting heeft 550 miljoen euro en PSV maximaal 80 miljoen? Nee, voetbal is allang niet meer zoals het was: 11 voetballers nemen het op tegen 11 andere voetballers en de beste wint. Het is tegenwoordig: 550 miljoen euro koopt de beste voetballers en de rijkste wint. Je kunt er blij mee zijn of niet, maar het is wel zo. Persoonlijk vind ik het jammer. Want de Champions League zou zoveel mooier zijn als elk land z’n topteams heeft, waarvan er slechts één in de kampioenscompetitie zou mogen spelen. Het liefst uiteraard met vergelijkbare budgetten, zodat er een eerlijke strijd kan plaatsvinden en elke voetbalfan, of hij of zij nou uit een klein of groot land komt, zijn ploeg ooit met de cup kan zien juichen. In plaats daarvan worden de grote clubs alleen maar rijker. De kleine clubs ook, maar relatief gezien niet. Waardoor het verschil anno 2015 eigenlijk onoverbrugbaar groot is geworden. Aangezien ik tegen deze ontwikkeling ben zou ik eigenlijk de Champions League moeten boycotten. Maar de fan in mij won het bij het kopen van kaartjes van de ratio. Daarom ga ik toch naar de thuiswedstrijden van mijn slachtvee. Al was het maar omdat het zomaar eens de laatste keer zou kunnen zijn.
- Toneelstukje
Voor vandaag heb ik even een mening geleend. Een mening (die van Marjolein) die ik overigens wel deel. Marjolein vertelde over de Facebook-post van ‘Zijne Majesteit’ de Koning, waarin hij oproep om Amalia haar privacy te respecteren omdat zij ‘recht heeft op een ongestoorde jeugd’ nu ze naar de middelbare school gaat. Op de foto bij het bericht zien we een lachende prinses op haar – zo gewoon gebleven – fiets met rood mandje zwaaien naar het klootjesvolk. Het bericht werd geplaatst op de Facebook-pagina van ‘Het Koninklijk Huis’, ondertekend door ‘Z.M. de Koning’ en de Amalia werd consequent Prinses Catharina-Amalia’ genoemd. Tot zover de poging om Amalia een ongestoorde jeugd te laten beleven. Het is niet alleen een illusie dat Amalia een ongestoorde jeugd kan beleven in de situatie waarin ze verkeert, het is ronduit lachwekkend dat de mensen die haar in deze positie hebben gemanoeuvreerd (erfrecht of niet, Wimlex en Maxima hébben een keuze hier wel of niet mee door te gaan), ons gaan vragen een beetje discreet met die positie om te gaan. Of we, als klootjesvolk, even normaal willen blijven tegen een meisje dat we op basis van feitelijk niets (regels van een paar honderd jaar terug), boven het volk verheven hebben. Yo, bedankt. Het lijkt een beetje alsof Wimlex – en zijn familie – wel graag de lusten, maar zo min mogelijk de lasten willen dragen van het koningschap. Alsof we blij moeten zijn dat zij zich voor óns opofferen. We komen graag opdraven op Koningsdag en Prinsjesdag, maar laat ons verder met rust en laat je fototoestel bij voorkeur thuis. Het wringt aan alle kanten. Amalia kan er natuurlijk ook niets aan doen. Ze is nog niet in de positie om zich volledig te beseffen waar ze mee bezig is. Haar hele leven is ze gevraagd te zwaaien en lief te lachen. Daar gaat ze gewoon mee door. Ook op de middelbare school. En wij ondertussen maar normaal tegen haar doen. Zo wordt het wel een toneelstukje, zou haar oma zeggen.
- Zwart-wit
Ik kan me eigenlijk niet herinneren ooit gehuild te hebben om een tekst. Niet dat geschreven woorden me niet raken, maar ze blijven (vaak) ook op veilige afstand van mijn gevoel. Toen ik het artikel in de Washington Post uit had, was ik echter diep geraakt. Net niet in tranen, maar toch maakte een diep verdriet zich van mij meester. Het ging over het N-woord. En eigenlijk ook weer niet. De context. Op 31 juli verscheen er in NRC een artikel over racisme in Amerikaanse boeken. Boven de tekst stond de (prikkelende titel) ‘Nigger are you crazy?’ en de illustraties lieten een keur aan racistische vooroordelen zien, want daar ging het artikel immers over. Voor de duidelijkheid: ik heb het artikel van NRC (nog) niet gelezen. Het lijkt me niet relevant voor dit verhaal. Het gaat mij om het artikel wat over dit artikel (of liever: over de titel en de illustraties) werd geschreven op 13 augustus in de Washington Post. Zoals dat in het internettijdperk gaat: het (Nederlandse) artikel kwam via-via onder ogen van Karen Attiah, journaliste van de Post. Ze had het artikel niet gelezen (want in het Nederlands) maar schreef een gedecideerde aanklacht tegen de journalistieke keuzes van NRC. De titel kon echt niet ‘want die ligt heel gevoelig in de VS’ en ‘oh ja, ik heb twee Nederlandse mensen met een donkere huidskleur gevonden die dat met mij delen, dus het ligt in Nederland ook gevoelig’. De illustraties kunnen eveneens rekenen op grove afkeuring ‘want het zijn stereotypen van het zwarte Amerika’. Zelfs de Zwarte Pieten-discussie (!) werd door Karen gebruikt om haar mening kracht bij te zetten: NRC (en eigenlijk heel Nederland) is racistisch. En dat ze (we?) dat zelf niet snappen – of niet willen erkennen – is een schande. Het betoog was daarmee verworden tot een aanklacht op de integriteit en naar mijn idee ook de Nederlandse ruimdenkendheid. Zo voelde het althans. Omdat ik begreep dat binnen de context van het verhaal (ook al heb ik het artikel net als Karen niet gelezen, het onderwerp is mij bekend), de titel en de illustraties, goed te verdedigen zijn. Voor mij staat om te beginnen niet vast dat een uitspraak, tekst, tekening of wat dan ook dat door iemand of meerdere iemanden als beledigend wordt ervaren, daardoor verwerpelijk is. Een samenleving werkt alleen als we allemaal mogen denken en zeggen wat we willen, zolang we het respect voor elkaar maar niet uit het oog verliezen. Zeker als iets niet tot doel heeft te kwetsen, zoals in NRC (uiteraard) het geval is, maar om een pijnlijk fenomeen te beschrijven en illustreren. Daarnaast is het vooral ook een vraag: is het fair om het artikel als zodanig volledig buiten haar context te rukken en tegen de meetlat van de Amerikaanse racisme-vraagstukken te leggen? Het antwoord lijkt me hoe dan ook: nee. Context is altijd belangrijk. Een uitspraak kan binnen de context volkomen logisch zijn en net daar buiten een gotspe. Nog los van of NRC bewust of niet zwarte mensen in de VS (of in Nederland) zou proberen te beledigen, kan je dat nooit juist afwegen aan de titel en de tekeningen alleen. Het artikel is geschreven in een andere taal, cultuur en binnen een context die de schrijfster nooit heeft proberen te begrijpen, waardoor zij er per definitie geen uitgebalanceerd oordeel over kan vellen. Het is – of het voelt – gemakzuchtig om dat wel te doen. In april was ik in het Afrika Museum in Berg en Dal. Zonder context zou zowat alles wat er in het museum te zien was, een zeer ernstige vorm van racisme zijn. Het museum laat – net als NRC – ook de duistere kanten van de kijk op mensen met een donkere huidskleur zien, waarin de stereotypen niet geschuwd worden. Sterker nog: ze werden je indringend in je gezicht gedrukt. En dat lijkt me juist goed. We lossen racisme niet op – helaas – door de beelden te vernietigen die ons niet bevallen. Als we de problemen al oplossen zal dat moeten gaan door in gesprek te blijven en niet bij ieder woordje of tekening die afwijkt van wat politiek correct genoemd kan worden, te roepen dat het een schande is. Wat zou het mooi zijn als we niet zo zwart-wit meer zouden denken. Helaas helpt een stuk als dat van mevrouw Attiah daar niet aan mee. Hoewel vanuit haar context de woede misschien ook wel weer te begrijpen is: het is helaas niet meer dan olie op het vuur gooien zonder daadwerkelijk dichter bij een oplossing te (willen?) komen. Het mooie is: ik vind dat ze dit mag zeggen. En het mooie is: ik vind dat ik dit mag zeggen. Waar ik echter verdrietig was word is dat je – mede door dit soort artikelen – weet dat de dialoog het misschien wel nooit gaat winnen van de vluchtige klacht.
- Voorspellingen 2015-2016
Hoewel de eerste wedstrijd van het seizoen in de eredivisie is afgelast, zijn alle voorspellingen op tijd binnen om aan een nieuw voorspelseizoen te kunnen beginnen. Negen dappere amateurs nemen het op tegen twaalf zogenaamde professionals. Zoals ieder jaar houd ik op deze website met enige regelmaat de tussenstand bij. Alle voorspellingen van alle deelnemers vind je hier (klik). Via ‘bestand’ en ‘downloaden als’ is de tabel ook als bijvoorbeeld Excel-bestand te downloaden. Moge de beste winnen!
- Zes jaar geleden
Vandaag is Michael Jackson alweer zes jaar dood. Zijn dood maakte destijds veel indruk op me. En dat terwijl ik zeker geen fan ben en het altijd maar een rare kwiebus heb gevonden, die desondanks goede muziek maakt. Toen mijn interesse in muziek begon, had het succes van Michael zijn laatste stuiptrekkingen met Scream, You are not alone, Earth song, They don’t care about us en – mijn favoriet – Stranger in Moscow. Na Blood on the dance floor en Ghost was het klaar. De ‘King of Pop’ probeerde het nog wel maar You rock my world was voor de echte fans toch wel even slikken. Michael, die zich in de jaren negentig definitief tot weirdo omdoopte, had het niet meer. Hij kwam enkel nog negatief in het nieuws, maar nog vaker bleef het stil. De avond van 25 juni 2009 (Nederlandse tijd), werd ik wakker gemaakt door mijn vriendin. Ik was ziek in die dagen en zoals wel vaker lag ik al vroeg in bed. Het gerucht ging dat Michael Jackson dood aan het gaan was. Uiteraard kon ik niet meer slapen. Ik heb een enorme sensatiezucht en ben als de dood om ‘groot’ nieuws te missen, zoals me dat al zo vaak (9-11, moord Pim Fortuyn) is gebeurd. Ik heb één of twee biertjes gedronken en mij voor de televisie genesteld. CNN Breaking News op de televisie. Ik zag hoe geschiedenis geschreven werd en dacht aan de dood van Elvis en John F. Kennedy, hoewel ik beide uiteraard niet heb meegemaakt. Ik zat er middenin. Nog dagen, zeker tot en met de afscheidsceremonie, was ik high van de adrenaline. Nog altijd ben ik geen fan van Michael Jackson en ik zal het ook nooit worden. Maar zijn dood heeft veel indruk gemaakt, als zijnde een familielid. Ik heb, door zijn overlijden, het respect voor mijn muziek teruggevonden. Ik koester die avond in juni, zes jaar geleden, nog altijd als een dierbare maar treurige herinnering. Het troost me een beetje dat ik er wel bij was deze keer.
- Bond
Dinsdagavond was de documentaire ‘De bond tegen vloeken’, over de gelijknamige organisatie, op televisie. Een klein en bij vlagen zielig groepje veredelde amateurs die door als een soort taalpolitie op te treden, Nederland mooier wil maken. Hoewel het uit de meeste reclame-uitingen niet blijkt, liggen de wortels van de bond wel degelijk in het (christelijke) geloof. De bond tegen vloeken is eigenlijk precies zoals je dat zonder de documentaire gezien te hebben, zou verwachten. Kneuterig, amateuristisch en bovenal moralistisch. Hoewel deze club niet minder dan zeven betaalde krachten in dienst heeft, oogt het allemaal nogal houtje-touwtje. Een bijeenkomst in een 300-plus zaal waar een handje vol mensen komt opdagen, een persconferentie zonder pers, een onhandige presentatie op een koud en winderig station, flyer acties waarbij volledig langs elkaar heen wordt gepraat. Eigenlijk gaat het ‘goede woord’ er – als we de documentaire mogen geloven – alleen op scholen als zoete koek in. Er is immers altijd wel een kind wiens moeder kanker heeft; of een oom met het syndroom van down. Zelf stoor ik me altijd geweldig aan de posters op stations die mij vertellen wat niet te doen. Ik wil graag zelf weten of ik vloek, wanneer en tegen wie. Ik heb geen bond nodig om me te vertellen dat ik hen kwets. Deal with it, net zoals ik deal met bonden die met een moralistisch vingertje naar mij wijzen: het is jammer en verwerpelijk, maar het is nou eenmaal zo. Ik ben niet tegen respect. Maar respect is ook anderen in hun waarde laten. De bond tegen vloeken faalt op dat gebied hard. Ik ben niet pro maar zeker ook niet tegen vloeken maar zoals iemand op een verlaten en regenachtige markt ook zei toen hij aangesproken werd: “Om daar nou een bond voor op te richten.”
- Stemmen
Tijdens mijn korte vakantie had ik mijn laptop thuis gelaten, bang als ik was om tijdens mijn vakantie mijn internetverslaving mee te nemen. Ook mijn tablet met toetsenbord ging dus niet mee. De enige manier om mijn letters te laten stromen was het zwarte Moleskine opschrijfboekje dat ik al jaren meeneem als ik me voorneem te gaan schrijven. Dat het boekje na een jaar of zes nog altijd niet vol is, zegt genoeg. Ik heb moeite me voor een ini mini boekje te zetten, alsof het allemaal net te lullig is voor een volwassen man van 1 meter 93. Maar natuurlijk zijn dat allemaal smoezen om niet te hoeven erkennen dat ik als schrijver keihard faal. Ik heb de discipline van een ringstaartmaki in paringstijd met adhd. Om mezelf nog enigszins goed te voelen oefen ik in mijn hoofd mogelijke zinnen, die ik thuis zou kunnen opschrijven om een tekst of blog mee te beginnen (wat in de praktijk nooit lukt). De laatste tijd heb ik de neiging om dat te doen met een stemmetje. Als ik melancholiek wil doen zet ik de stem van Martin Bril op. Het bospaadje afwandelend besef ik dat het al laat is en tijd om te eten. Twee vogels komen dartelend aangevlogen en strijken voor mijn voeten neer op het pad. Ze staren me even aandachtig aan. Het zal vier, misschien vijf seconden geweest zijn voor ze hun hoofden draaiden en vliegen weg. Nog voor ik mijn zonnebril weer op kan zetten zijn ze uit het zicht. Ik besluit dat het eten nog wel even kan wachten en sjok – want zo gaat dat op mijn leeftijd – verder tot het eten uit mijn gedachten verdwenen is. Heb ik een cynisch-(quasi)humoristische bui dan komt altijd Nico Dijkshoorn opzetten. Met zijn nasale stemgeluid is hij de ideale stem voor in je hoofd. Handige tip: lees, als je een tekst schrijft deze voor met de passie of bewondering van Nico en je hoort direct waar het wringt. Ben je ooit levensmoe, ga dan op een midweek in juni – of nog liever februari – naar Center Parcs. Om precies: ga naar de parkwinkel. Koop een stuk brie voor dertig euro met een pak toastjes van een b-merk (nog altijd 5 euro) en een Euroshopper wijntje van 15 piek. Drink op je terras bij je – veel te kleine – hut in ongeveer twee uur de fles leeg onder het genot van je brie en kijk ondertussen naar de vermoeide gezichten van je Duitse buren die net zes uur in de auto hebben gezeten om in dit betonnen nieuwbouwdorp te stoppen. En je weet: erger dan dit wordt het niet. Verman je. Besluit dat het zo niet verder kan met je leven en stap op vrijdag in je auto om nooit meer terug te keren. Ik merk dat Nico Dijkshoorn’s stem steeds vaker in mijn hoofd zit om commentaar te leveren op wat ik zo al om mij heen zie. Soms afgewisseld met Martin Bril. Enfin. Ik ben allang blij dat Joost Zwagerman en Mart Smeets zich nog niet gemeld hebben. Mag ik dat zeggen? Ja dat mag ik zeggen.
- Kermis
Het was, naast regenachtig, ook erg rustig op de kermis dat eerste uur. We waren iets over twaalf uur in de middag op station Tilburg aangekomen en eerst liepen we van de stad af. Sommige attracties waren nog dicht; anderen waren versieringen aan het ophangen voor roze maandag. Noël zag al snel enkele auto-attracties waar hij wel in wilde. We schrokken van de prijzen (3,50 en 3 euro), maar streken met ons hand over het hard. Daarbij hadden we de dag ervoor een plastic zakje met kleingeld gekregen. Nog voor onze verjaardag. Het moest zo zijn. Het zakje ging er aan. Ongeveer anderhalf uur later waren we in de binnenstad. Daar stond, net als vorig jaar, een vintage kermis. Het eerste wat Noël zag was een treintje op echte rails. Toen ik bij de kassa stond om een kaartje te kopen zag ik ‘80 cent’ staan. Het eerste wat ik dacht was: ja maar wat kost het nú. Maar het bleek de echte prijs te zijn. Vond Noël dit treintje minder leuk dan de auto’s van 3,50 euro? Integendeel. Hij was helemaal onder de indruk. Na afloop wees hij direct een ander treinstel aan om in te stappen. We besloten door te lopen en kwamen nog een trein tegen. Ook 80 cent. Noël en Marjolein stapten samen in en zwaaiden ieder rondje dat ze voorbij reden. De rit leek wel tien minuten te duren. Even later, het was inmiddels weer gaan regenen, liepen we door de knallende skihutmuziek terug naar de trein. Noël zat stil in de draagzak op Marjolein’s rug met zijn blauwe raceauto – gewonnen bij de skeeball – in zijn hand. Ondanks de regen was het toch nog plotseling druk geworden in de stad. Overal stonden inmiddels travestieten in roze jurkjes die met mensen op de foto gingen. Allemaal dachten ze even origineel te zijn. Ik voelde even in mijn broekzak hoeveel geld er nog over was. Van het zakje met kleingeld was niet veel meer over na ook nog een patatje en een gehaktbal.
- Le Mans
Geluk is op zondagochtend de 24 Uur van Le Mans rennen. Mijn zoon en ik doen dat door rondjes te maken om de roze Ikea Lack-tafel, met een Wii-stuurtje in de hand. Soms wisselen we op zijn initiatief van rijrichting. Op de televisie is de echte Le Mans-race bezig; hij duurt nog vier en een half uur. We kijken vooral als er een pitstop gedaan wordt: raampje schoonvegen, benzine erin, banden wisselen. Mijn zoon staat af en toe ook ineens stil om een pitstop te maken. Daarna rent hij met met ‘njoeng’-geluiden weer snel door. Als er reclame is roept hij keihard: ‘Auto’s kom terug!’ Ook als er een auto in de zandbak belandt en er om de baan heen met vlaggen wordt gezwaaid, moeten we natuurlijk even een blik op de televisie werpen. Gisterenavond laat, het was al donker, werd mijn zoon wakker en keken we naar de koplampen van de raceauto’s, allemaal op een rijtje. Als gehypnotiseerd zat hij in zijn stoel te kijken naar de lange stoet. Mijn zoon is dan ook helemaal gek van auto’s; altijd al geweest. En van treinen, maar vooral van auto’s. Zelf heb ik dat nooit zo gehad, al speelde ik vroeger wel ook wel met auto’s. Ik keek wel eens Formule 1, als er Nederlanders meereden en er niets anders op was. Het enige waar ik echt voor ging zitten was de 24 Uur van Le Mans. Een hele dag in die auto rondjes rijden, dag of nacht, het maakt niet uit; het had een magisch aantrekkingskracht. Net als het leven altijd maar doorgaan, ook als er iemand uitvalt of even met pech langs de kant staat. Le Mans heeft er een nieuwe fan bij. In gedachten zie ik ons over een jaar of vijftien langs de kant van de weg staan, in de schemering. Terwijl de auto’s voorbij rijden. Hopelijk is de magie dan nog net zo voelbaar en weet ik dan nog – en kan ik hem vertellen – hoe we om het roze Lack-tafeltje renden. Net als op televisie.
- Scooter
Gisterenavond, ik had net Jonneke op de trein gezet, werd ik aangereden door een scooter. Het was de eerste keer dat dat gebeurde (door een scooter), dus ik schrok behoorlijk. Ik was net voorbij de Drakenfontein voor het station gefietst, toen ik werd aangetikt door de van achter mij vandaan komende scooter. Ik raakte uit balans, ging slingeren en wat er daarna precies gebeurd is weet ik niet meer zo goed. ‘Hee,’ bracht ik nog uit, voordat ik tot stilstand kwam. Of dat op het asfalt of op mijn voeten was, kan ik me niet meer herinneren. Toen ik omkeek lag er een meisje naast haar scooter midden op de weg. Er was, gelukkig, geen ander verkeer. Wel waren direct twee mannen aan komen lopen – een van hen strak in het pak – die vroegen of ik en het meisje wel oké waren. Enkele tellen later kwamen haar vriendjes, eveneens op scooters, aangereden om te vragen wat er gebeurd was. Het meisje pakte haar voertuig op en we zagen hoe uit het windscherm enkele grote stukken ontbraken. Uit de onderkant van de scooter lekte olie. ‘Dat doet ‘ie wel vaker’, wist het meisje. Ze was wat stram maar had ogenschijnlijk niets aan de val overgehouden. Ik vroeg wat er was gebeurd waarop ze vertelde dat ze aan het slingeren was geraakt. ‘Is er iemand die je kunt bellen,’ vroeg de man in pak bezorgd. Het meisjes stond al met haar telefoon in de hand. ‘Ja, dat is geen probleem. Als er niets met u aan de hand is, kunt u wel gaan hoor,’ vertelde ze ogenschijnlijk vol adrenaline en met een inmiddels rood hoofd. Ook ik, bijna 32 jaar, was een meneer in haar ogen. Ik probeerde een schatting te maken van haar leeftijd; veel ouder dan 17 jaar zal ze niet geweest zijn. Nadat ik nog één keer mijn armen en benen had gecontroleerd, en tot de conclusie kwam dat alles er nog aan zat, zelfs zonder ook maar één schaafwondje, besloot ik door te rijden. ‘Succes nog, in elk geval,’ zei ik nog voordat ik weer op mijn fiets sprong. Het meisje reageerde niet meer en keek balend van haar gehavende vervoersmiddel naar haar telefoon.
- Ulrum
Een goed gemaakte documentaire, met echte niet-camera bewuste mensen, is vaak zoveel mooier dan een film. Geen scenarioschrijver kan op tegen het echte leven. Ook de gisteren op tv uitgezonden documentaire ‘Koppig dorp’ over het Groningse dorp Ulrum was 50 minuten genieten. De hoofdpersonen zijn de koppige Roelof van het buurtcomité ‘Project Ulrum 2034’ en de wanhopige supermarkteigenaar Marcel. Marcel probeert met zijn Spar – tegen beter weten in – de kop boven water te houden en de winkel voor het dorp te behouden. Ondertussen doen de meeste Ulrummers hun boodschappen verderop bij de Jumbo in Leens. Zelden zagen door de volle schappen de gangpaden van een winkel er zo leeg uit. ‘Ik steek er zoveel energie in. Er is geen bal aan zo. Waarom gooi ik eigenlijk die tent nog open.’ Marcel reageert zich af door te roken ‘als de tering’, keiharde metal te draaien en in het computerspel GTA – hoe ironisch – een supermarkt te overvallen. Roelof, krijgt met zijn comité 1,5 miljoen van de provincie Groningen voor projecten die het dorp aantrekkelijker maken. Het lijdt tot een ogenschijnlijke wirwar aan initiatieven van huisisolaties tot een gerenoveerde speeltuin; alles lijkt belangrijk behalve de supermarkt die tevens dient als pinautomaat en apotheek. Even later arriveert vanuit de stad ook ineens kunstenares Elize, die handgemaakte Ulrummer sokken wil verkopen ter promotie van het dorp. Een lieve oude mevrouw is bereid gevonden sokken te breien, maar dan wel in de Ulrummer kleuren: blauw, geel, groen en wit. Als ze het volledig blauwe ontwerp van de kunstenares ziet zegt de oude vrouw vol onbegrip: ‘Maar dit hoort helemaal niet bij Ulrum’. Elize ziet dat anders want ‘dan kan ze het breder verkoper’. De spanning is voelbaar wanneer de commercialisering van de maatschappij het dorp, bijna in het uiterste noorden van het land, even aanraakt. En de spanning loopt verder op wanneer het – als in een foute western – komt tot een confrontatie tussen de starre Roelof en gespannen Marcel. ‘Jij komt hier ook niet regelmatig boodschapjes doen zeg maar,’ bijt een zichtbaar gefrustreerde Marcel al leunend op een Senseo-rek zijn invloedrijke dorpsgenoot toe. Uit alle lettergrepen spreekt teleurstelling. De noodkreet is echter aan dovemansoren gericht. ‘Heb je al eens gedacht aan een winkel in afgeslankte vorm?’, probeert Roelof, die het wel jammer zou vinden als de supermarkt uit het dorp zou verdwijnen. We zien hem even later toch enkele ‘boodschapjes’ afrekenen om zijn goede wil te tonen. Marcel mist echter commitment vanuit het dorp. En al is het bijna jammer om hier het einde te verraden: nog voor de aftiteling begint trekt hij de stekker er uit de winkel. ‘Ja, jammer’, is het nuchtere Groningse commentaar. ‘Koppig dorp’ geeft op een schitterende manier de leegloop van het platteland en de subsidie gekheid weer. Plus alle dilemma’s, belangen en goede bedoelingen die daarbij komen. Worden de Ulrummer sokken een toeristentrekker van van jewelste? Wat wordt er met de rest van de 1,5 miljoen euro gedaan? Hoe verloopt het met het dorp nu ook de supermarkt is vertrokken? En hoe ziet het leven van Marcel eruit na de Spar? De beelden van stille straten en ongekunstelde mensen, schreeuwen om een vervolg.
- 7 redenen
In een lange stoet trekken ze door de straten: vrolijke ouders, met blije kinderen. Gelukzalige gezichtjes. Het is duidelijk weer lente. Zelf kijk ik verbeten toe en zeg tegen mijn man: “Kinderen zijn stom, Jan.” Overal zie je vrolijke gezinnetjes, vooral in kinderrijke buurten. Het lijkt hier in de buurt soms wel wandelende een Pampersreclame. Elke keer weer die teleurstelling bij mijn man als ik opnieuw uitleg dat het er voor ons niet in zit. “Maar we zijn toch dol op, je weet wel, Sandra?” en “als ik het licht uit doe?” en “Ah toe?”. Maar ik ben onvermurwbaar. We doen met veel dingen mee. Ik wil er zelfs vrij voor nemen, maar niet voor kinderen. Punt. Logistiek probleem. Er zijn voldoende redenen om niet aan kinderen te beginnen. Ten eerste de planning en de organisatie. Kinderen beginnen ongeveer om vijf uur in de ochtend te jengelen en dan zijn mijn man en ik beide nog aan het slapen. Het is al een hele toer om lekker uit te slapen op een gewone dag. Ik moet ook nog werken, eten koken, douchen en op een verantwoorde tijd in bed liggen. Laat staan als er tussendoor ook nog een kind moet worden opgevoed. Sociale druk Allergisch ben ik voor sociale druk. Als iedereen iets doet, doen wij het juist niet. Of anders. Lemmingen Leven is vrijheid, ter plaatse bedenken of je links- of rechtsaf gaat. Lekker vrijen in de natuur, frisse lucht, als konijnen. Het liefst uren achtereen met een rugzak vol broodjes en een reep chocolade voor als je het echt niet meer trekt. Daar kan ik geen stinkend kind bij gebruiken die wil stoepkrijten of marsliedjes zingt over lemmingen. Ongezond. Juist ‘s ochtends, ‘s middags en ‘s avonds verdien je een mooie maaltijd, samen aan tafel. Als je tijdens etenstijd je kind van paardrijden naar polsstokhoogspringen moet brengen, schiet het normale eten er natuurlijk bij in. Vooraf eten is te vroeg, en achteraf ben je te uitgeput om nog een hele maaltijd tot je te nemen. Bovendien is het reuze ongezond om met kinderen die aan je lopen te trekken een snelle hap naar binnen te schuiven. Dat is namelijk altijd ongezond. En dan heb ik het nog niet eens over de mogelijkheid dat die kinderen ongezonde snoepjes gaan eten. Het mee snoepen door ouders schijnt heel gebruikelijk te zijn. Uitputtingsslag Je ligt, als je kinderen hebt, toch net te laat in bed. Naar mate de tijd vordert trekt het hebben van zo’n kleine een flinke wissel op je bestaan. En als wat nou als we te moe zijn om met ze te spelen? Of ons lievelingsprogramma missen op televisie om dat we weer eens uitgeteld op de bank liggen om acht uur ‘s avonds. Nee dat kan je maar beter voor zijn. Gezelligheid “Kinderen hebben is zo gezellig.” Een geldig argument, maar doorgaans spelen kinderen met hun leeftijdsgenoten en de ouders doen dan wat anders. Pas aan het einde van de dag zie je elkaar weer. En gezellig kletsen met andere ouders is er vaak ook niet bij. Iedereen zit thuis met een wijntje bij te komen van het vroege opstaan. Cumulatieve stress Al voorgaande redenen leveren opgeteld natuurlijk een flinke portie stress op binnen een gezin. Als je kinderen hebt, draait alles om de kinderen. Alleen dat al moet voldoende reden zijn om niet mee te doen aan die poeha, want het dagelijks leven van een werkende vrouw zonder kinderen is al druk genoeg. N.b. bovenstaande tekst is een parodie op de column van Nienke Schipper
- Busje
Vanuit het busje kijk ik neer op de man van het autoverhuurbedrijf beneden mij. De bestuurdersstoel lijkt ineens zo hoog dat ik me waan als op een troon neerkijkend op mijn klootjesvolk. Het achteruit het parkeervak uitrijden was gelukt, maar wat ik ook probeer: de bus gaat niet meer vooruit. Achter mij staat ook een bus, inmiddels nog maar enkele centimeters van de mijne vandaan, dus besloot ik toch hulptroepen (de man van het autoverhuurbedrijf) te accepteren. De man, die ietwat overkomt als een zenuwpees komt, is hoofdschuddend aan komen lopen. Hij zegt alles wat hij denkt, zoveel is duidelijk. “Het licht echt niet aan de wagen, het licht aan jou,” zegt hij terwijl hij een hoofd trekt dat naderend onheil verraad. “Heb je ooit eerder in een bus gereden,” had dezelfde man vijf minuten eerder gevraagd. “Nee,” antwoordde ik eerlijk. Aan het gezicht van de man, die oogt als een straatschoffie maar dan met een doorleefd gezicht van roken en drank, werd de eerlijkheid niet op prijs gesteld. Even dacht ik dat ik het busje helemaal niet mee zou krijgen. Maar hij liet even een pauze vallen en vervolgde toen. “Nou je moet het zelf weten. Vijf op de tien keer gaat het de eerste keer in zo’n bus mis. Het is echt wennen,” zegt hij half mompelend, gevolgd door iets over aanvullende verzekeringen. Demonstratief en ongeduldig laat hij mij de bus verlaten en rijdt zelf de bus een stuk naar voren zodat ik weg kan rijden. Zijn handelingen zijn zo snel dat het niet te volgen is. “Gewoon gas bij geven, anders rolt de bus naar achteren.” Ik knik. “Dat vermoedde ik ja, alleen ik durfde het er niet op te wagen met die bus er achter.” Hoewel ik uiterlijk mijn best deed vol zelfvertrouwen over te komen, zag hij de twijfel in mijn ogen. “Nou, ik moet weer verder. Het is niet anders,” zegt hij alsof er op zeker ongelukken gaan gebeuren met mij achter het stuur. Hortend en stotend verlaat ik de parkeerplaats, waar ik zeven uur later zonder een schrammetje te hebben toegevoegd, weer terugkeer. Ik ben de enige op de parkeerplaats, de receptie is al gesloten. Wat een glorieus moment had kunnen zijn, het inleveren van de sleutels bij de man van het autoverhuurbedrijf, wordt nu een lullige handeling. Ik draai de sleutel opgelucht in de sleutelkluis.
- Utrecht opnieuw opgeschrikt door verhuizing
UTRECHT – Afgelopen zondag is Jonneke, beter bekend als JP, voor de zesde keer in vijf jaar verhuisd. Het is nog niet bekend hoe dit heeft kunnen gebeuren. De politie vermoedt op basis van ooggetuigen dat Jonneke hulp heeft gehad bij haar verhuizing en stelt een onderzoek in naar de toedracht. Op maandagochtend trof een inmiddels oud-huisgenote K. bekend onder de naam ‘de chinees’, een lege kamer in het huis aan de Adriaan Mulderstraat. Ze verklaarde JP nauwelijks gekend te hebben. “Ze woonde hier nog maar net. Ik denk dat ze haar dozen nog niet eens had uitgepakt en nu is ze al weer verhuisd. Inmiddels heb ik via via gehoord dat ze dit al vaker heeft geflikt. Ik had haar nog zoveel willen vragen. Ik kan het nog altijd niet bevatten.” Ooggetuigen hebben inmiddels verklaard zondagmiddag een onbekende blauwe bus voor de deur van de woning te hebben gezien. Een buurjongen vertelt: “Ze was met een paar jongens aan het slepen met dozen en kasten. Ik kon niet horen wat ze zeiden, mijn muziek stond te hard, maar het zag er inderdaad uit als een verhuizing. De bus reed even later hortend, stotend en slingerend weg. En dat op klaarlichte dag.” Een andere buurtbewoner is vooral boos. “Dit is al de zoveelste verhuizing in wijk, maar de politie doet niets! Laat ze eens verhuizers vangen in plaats van boetes uitdelen.” In 2013 was er, evenals het jaar daarvoor, ook al sprake van één of meerdere verhuizingen van de verdachte. Toen had ze de broer van haar broer en haar vader geronseld om haar te helpen de spullen te vervoeren. Nu lijkt het er dus op dat er opnieuw handlangers in het spel zijn. “We zijn geschokt door wat er zondag gebeurd is, vertelt een woordvoerder van de politie. “De verf van de kamer die ze leeg heeft achtergelaten, was amper droog en de schroeven in de muur waren bij wijze van spreken nog aan het draaien. Dat ze opnieuw mensen heeft weten te ronselen voor dit soort praktijken is inderdaad onze grootste zorg.” Wat het nieuwe – waarschijnlijk tijdelijke – woonadres van JP is, is nog niet bekend. Wel is er een identieke blauwe bus in de Utrechtse wijk Lombok gezien. De politiewoordvoerder bevestigt dit: “We houden er inderdaad rekening mee dat de verdachte nog in de stad is. Uiteraard doen we er alles aan om herhaling te voorkomen. Het zou natuurlijk een dolle boel worden als iedereen zomaar zou verhuizen alsof het een lieve lust is.” De vereniging Eigen Huis en Erkende Verhuizers zijn vooral boos dat professionele verhuisbedrijven voor de zesde keer op rij zijn gepasseerd bij de verplaatsing van Jonneke’s spullen: “Dit is broodroof.”
- Congres
Als ik achter mijn computer zit in een poging wat te werken, zie ik een tweet voorbij komen over een bom dreiging bij het FIFA-congres. Dat is waar ook. Vandaag wordt (als de bom niet af gaat) de bijna tachtigjarige (!) Sepp Blatter vrijwel zeker opnieuw gekozen als voorzitter van de door en door corrupte wereldvoetbalbond. In een poging live-beelden van het congres te zien, stuit ik op de beelden van gisteren, de eerste dag van het congres. Een anderhalf uur durend Youtube-filmpje laat de openingsceremonie zien. In het licht van de omkopingen, de vriendjespolitiek, de 1200 doden bij het bouwen van stadions in Qatar voor het WK, oogt de uitbundige ceremonie onwerkelijk. Er is blijkbaar niemand geweest die in de loop van de week er aan het gedacht de show te schrappen of te versomberen. Onder begeleiding van een muzikant worden alle vlaggen van FIFA-leden het theater in gedragen. De Zwitserse journaliste, die er in haar rode galajurk uitziet alsof ze zo uit een modellenbureau is komen lopen, rept in haar openingspraatje met geen woord over de opgepakte FIFA-bestuurders. Wel roemt ze de verbroedering die voetbal en dus de FIFA, brengt. Dan mag eindbaas Sepp Blatter, onder begeleiding van muziek die niet zou misstaan in een overwinning scène van een sportfilm, het podium op. ‘Het zijn moeilijke tijden,’ vertelt hij bedrukt. De gouden FIFA-letters op zijn stoel schitteren ondertussen de zaal met FIFA-leden in. Blatter, voorzitter van de organisatie die zijn stemmen aan WK-kandidaten verkoopt en 1,5 miljard op de bank heeft staan, hekelt dan de zucht naar geld en macht. Als Blatter onder luid applaus weer in de zaal plaatsneemt worden de vlaggendragers bedankt. Voor de tweede keer deze avond benadrukt de modellerige journaliste dat zij hier vrijwillig staan. Straks denken ze nog dat we óf slaven gebruiken óf met geld smijten, lijkt de organisatie te hebben gedacht. ‘Zeg dat van die vrijwilligers nog maar een keertje.’ Er volgt een show met lichteffecten, waardoor het net oogt alsof de dansers voetbaltrucjes doen. Dan komt er een niet onknappe dame het podium op met een alpenhoorn. Ze wordt begeleid door grijze mannen van (bijna) pensioengerechtigde leeftijd. Allen, ook de vrouw, in Oostenrijkse klederdracht. Ze spelen en zingen een soort dodenmars. Het zou op een begrafenis van een voetbalbond niet misstaan. Er volgen nog meer dansers, zangers en opnieuw dansers, een violist, enkele oersaaie speeches, een zangeres. Na een eindlied (?) waarin alle zangers, zangeressen en muzikanten nog eens samen een liedje zingen over sterren en ‘magic’ die ‘in the air’ is, worden de leden uitgenodigd voor het eten. Zonder ironie zegt de blonde journaliste dat ze daar door kunnen gaan met het vieren van de voetbalwereld’. Iedereen lacht en zwaait terwijl de muziek langzaam zachter wordt. Er is niets aan de hand mensen, er is niets aan de hand.
- Fifa
Gisteren werden enkele topbestuurders van de FIFA in alle vroegte van hun bed gelicht door de FBI. Het verbaast niemand dat dat gebeurde in het duurste hotel van Zurich, Baur au Lac. Bij de FIFA is men de schaamte allang voorbij. Het is in de loop van de jaren een organisatie geworden die los is gezongen van het normale volk. Ik las dat de FIFA als organisatie zonder winstoogmerk 1,5 miljard op de bank heeft staan. Dat lijkt me een beetje veel voor een organisatie die geacht wordt enkele voetbalwedstrijden in goede banen te leiden. In het kort komt het er op neer dat de voetbalwereld door en door verrot is. De beschuldiging nu is dat (wat iedereen al lang vermoedde) de WK’s van 2018 (Rusland) en 2022 (Qatar?!?) zijn gekocht. En in de gewone mensen wereld mag dat niet. Bij de FIFA is het aan de orde van de dag. Ook eindbaas Blatter doet daar vrolijk aan mee, door kleine bonden (die net zoveel stemrecht hebben als grote bonden) een vis voor te houden en zo stemmen binnen te hengelen. Het wordt niet eens in overweging genomen dat zo’n werkwijze verwerpelijk is. Verdeel en heers is aan de orde van de dag. Ondertussen heeft de FIFA de commercialisering van het voetbal zeker niet tegengehouden. Het omgekeerde is waar. De FIFA heeft er zelf ook (commercieel) belang bij dat er veel geld om gaat in de sport. Geld is van een (ruil)middel geworden tot een doel op zich. In een normale samenleving zou een WK nooit in een oliestaatje worden gehouden omdat daar toevallig het meeste geld zit. Daar zouden andere factoren zoals organisatorische kwaliteiten, fans, voetbalhistorie bovenaan staan. Het is stuitend om te moeten zien dat er in een woestijn met minder inwoners dan Noord-Brabant nieuwe stadions worden gebouwd terwijl er overal in de wereld geweldige faciliteiten zijn op plekken waar echte voetbalfans op de fiets naar het stadion kunnen komen. Bij de bouw van de verschillende stadions is ook een recordaantal doden gevallen, nu al. Het is dan ook duidelijk dat dit FIFA-bestuur bloed aan z’n handen heeft. Hoewel ik het als voetballiefhebber en PSV-fan mooi vind om te zien hoe mijn club zich staande houdt tegen andere Europese topploegen zie ik ook de keerzijde van de Champions League (georganiseerd door de UEFA overigens). Omdat het geld bepaald, en kwaliteit gekocht wordt, zien we ieder jaar meer ploegen uit Spanje, Duitsland, Italië en Engeland in de grootste clubcompetitie. Een toernooi dat eerder voorbehouden was aan kampioenen wordt nu vervuild door de nummer vier van Spanje of Engeland. Ja, deze ploegen zijn kwalitatief beter dan de kampioen van Nederland of België. Maar zo houd je dat kwaliteitsverschil ook automatisch in stand. Ik begin dan ook steeds meer sympathie te krijgen voor de stroming ‘against modern football’. Lekker terug naar de basis waarbij voetbalplezier voorop staat. Boven geld en andere belangen dus. Of dat met de huidige UEFA en FIFA gaat lukken waag ik te betwijfelen. Wellicht is de enige optie helemaal opnieuw beginnen. Maar de vraag is: wie durft?
- Weerwater
Drie maanden geleden keek ik hoe Renate Dorrestein bij Cornald Maas op de bank in Opium uitleg gaf over haar nieuwe boek Weerwater. De schrijfster dacht nooit meer te kunnen schrijven en vreesde de rest van haar leven ossenworst te moeten snijden bij de Hema. Een writer’s block. Toen ze het absolute dieptepunt bereikt dacht te hebben, ging de telefoon. Almere wilde dat ze een boek zou schrijven over de stad. Verscheurd door twijfel besloot ze een kijkje te nemen; de rest is geschiedenis. Ruim twee maanden (af en toe) lezen in Weerwater, duurde het voordat ik het boek uit had. Zelfs voor mijn doen is dat best lang. Het schrijven is ogenschijnlijk ook een worsteling geweest. Je voelt als lezer door de zinnen heen nog de blokkade waarmee Dorrestein voor Weerwater kampte. Een iets kritischere blik was wenselijk geweest. Zou ze aan het begin van het schrijfproces al geweten waar ze naar toe ging? Ogenschijnlijk niet. Het einde oogt wat in elkaar geflanst en zal menig lezer ontevreden achterlaten. Het begin zal ook de nodige moeite hebben gekost. Hoe hou ik mijn personages in Almere? Er bleek maar een oplossing mogelijk: ik laat ze opsluiten door een natuurramp. Geschiedenis – of het gebrek er aan – is ook een thema in het boek. Dorrestein ontkomt er niet aan de zielloosheid van de veertig jaar oude stad te benoemen en uit te spelen. In het boek moet Almere bovendien helemaal opnieuw beginnen. Het verhaal in het kort: Voorafgegaan door een mysterieus noodweer ontstaan er dodelijke mistbanken die Almere omsingelt. Mensen die willen ontsnappen vinden de dood. De rest – onder wie veel vrouwen en enkele honderden ontsnapte criminelen – blijft doelloos achter. Wat volgt is een verhaal over overleven in een noodtoestand, machtsspelletjes, hoop en verlangen. Interessant is de keuze om het verhaal deels vanuit haar eigen perspectief (Renate Dorrestein die na een writer’s block een verhaal komt schrijven over Almere) te vertellen. Het is een gimmick, maar verraad wellicht ook een beetje het gebrek aan fantasie; mogelijk de reden dat het schrijven een paar jaar niet wilde lukken. Nadat we bekomen zijn van het verrassende perspectief (al wordt het verhaal ook vanuit een aantal andere personages verteld) kabbelt dit verhaal – en dat is ook direct het probleem – vooral een beetje voort. De plotwendingen die Dorrestein heeft geschreven zijn wat aan de magere kant en het einde kan zoals gezegd zeker als teleurstellend worden ervaren. Voor mijn gevoel slaat Weerwater op bijna alle fronten net de plank een beetje mis: verhaal, opbouw, personages, spanningsboog, plot. Het is daarmee als roman niet zo geslaagd. Wat overblijft is de herkenning van de locaties voor wie Almere een beetje kent. Renate Dorrestein ontziet ondertussen Almere niet; haar personages laten zich soms keihard uit over de stad. Toch maakt het boek ook nieuwsgierig en daarmee is het doel waarschijnlijk al bereikt. Het geeft een mooi inkijkje in plaats die door veel mensen liever voorbij gereden wordt. Ongetwijfeld zullen er nu een paar auto’s extra stoppen om een kijkje te nemen op de Esplanade.
- Garage Misker
Harm Wiersma (62) is de meest succesvolle Nederlandse dammer aller tijden. Een stoïcijnse speler die altijd in de schaduw is blijven staan van die andere grote speler: Ton Sijbrands. Ik ken Wiersma eigenlijk vooral als Tweede Kamerlid voor de toenmalige partij van Pim Fortuyn: LPF. Het avontuur was na een jaar alweer voorbij. Aan grote toernooien doet hij daarvoor al niet meer mee. Tot zaterdag had ik me niet gerealiseerd dat Harm Wiersma nog bestond. Die dag lag er een Telegraaf-sportkatern op het tafeltje in de trein. Mijn oog viel op de damrubriek. Ik vind het aandoenlijk dat de damsport nog een eigen stuk in de krant heeft. Dammen is ongewild een beetje kult geworden. Dat moeten we, zolang het nog kan, koesteren. Ongetwijfeld komt er in de (nabije) toekomst een moment men uit commerciële overwegingen de stekker uit de rubriek trekt. Persoonlijk zou ik dat jammer vinden, want stukken over denksporten zijn vaak een genot om te lezen. Ongepolijste passie. Want ik heb het idee dat de eindredactie de zinnen van deze denksporthelden niet durft te verbeteren. Misschien is daar gewoon geen tijd voor of heeft niemand er zin in. Hoe dan ook is er ogenschijnlijk niet veel aandacht besteed aan de tekst van Harm Wiersma. Na een warrig verhaal over dat vervoer belangrijk is voor dammen (?), begint een verkapte advertentie voor Ford en Garagebedrijf Misker uit Emmen (we komen ook nog te weten dat er een twee filiaal is te Nieuw Amsterdam). “Eigenlijk ben ik altijd al een grote liefhebber geweest van auto’s”, schrijf Wiersma. De dammer is ‘onder bepaalde condities een jaar in de gelegenheid is gesteld één van de populaire Ford modellen te gebruiken’. Als lezer krijg ik een vieze smaak in mijn mond. Harm vervolgt: “Wat heeft dit nu allemaal met dammen te maken? Een mooie partij spelen, die lekker loopt van het begin tot het eind is als een rit in een comfortabele auto met het ontwijken van gevaar en het anticiperen op situaties die zich kunnen voordoen.” Ach natuurlijk. Maar wacht. Dit slaat eigenlijk helemaal nergens op. De term Ford valt nog drie keer en weinig subtiel. Ik laat het stukje aan mijn vrouw lezen. De trein raast door het Nederlandse landschap, terwijl we beide de slappe lach krijgen. Moet Harm Wiersma de krant betalen om er wekelijks te mogen schrijven over dammen. En sluit de dammer, pragmatisch als hij is, daarom dealtjes met bedrijven als Misker uit Emmen? Het voelt onwerkelijk en vies en het zijn niet eens mijn eigen woorden. Misschien, zo stel ik mijzelf gerust, is Harm Wiersma gewoon seniel aan het worden. Ik denk aan garage-eigenaar Gerrit Misker die met een glimlach vandaag het stuk van Wiersma uitknipt en ophangt ergens in de zaak.
- Leeftijd
Bij het de trap af lopen hebben mijn zoon Noël en ik het spelletje: vertellen wie er op de foto’s staan die aan de muur hangen. Over één van de foto’s zegt hij de laatste tijd: “Noijn (zo noemt hij zichzelf) toen (hij een) baby was.” Dat is alweer twee jaar geleden, zeg ik enthousiast terug. Maar wat is eigenlijk twee jaar? Veel mensen hechten waarden aan het bereiken van een bepaalde leeftijd. Of zij vinden het belangrijk om ieder jaar te vieren dat zij een jaartje ouder zijn geworden. Zelf heb ik dat niet en heb ik er eigenlijk altijd vreemd tegenaan gekeken. Verjaardagen zijn leuk voor kinderen: ballonnen, slingers en taart. Maar verjaardagen van volwassen zijn jaarlijkse een parodie op begrafenissen. Vaak letterlijk inclusief koffie en cake in een kringetje opscheppen over je salaris of klagen over je bijstand. Leeftijd is eigenlijk niet veel anders dan gewoon doorgaan en het komt vanzelf naar je toe. Het is geen prestatie en in mijn ogen dan ook niet per se iets wat gevierd moet worden. Zeker niet in een suf kringetje. Terwijl ik dat opschrijf weet ik: ook ik ontkom er niet aan. Mijn vrouw en ik vieren onze verjaardagen (gescheiden door drie dagen) samen. Gek genoeg droomde ik vannacht dat ik jarig was en dat ik er niets van had gemerkt. Ergens eind van de middag merkte ik bij toeval op, bij het openslaan van mijn laptop, dat er 16 juni onder in beeld stond. Schouderophalen ging de droom verder. En dat terwijl ik wel heel veel heb met getallen. Zo kijk ik ieder jaar wel een keer naar de webpagina waarop de anciënniteit van Tweede Kamerleden vermeld staat. Bommel, H van 6214 dagen. Een hele pagina met alleen maar namen, partij, woonplaats, leeftijd, geslacht en aantal dagen in de Kamer. Geen woord over wat ze in die periode bereikt hebben of wat ze vinden. Alleen het aantal dagen tellen. Die pagina is het ultieme voorbeeld van de leegheid der jaartallen en dagen tellen. Het feest dat ieder jaar gevierd wordt. En in de Kamer zelfs iedere dag.
- Brug
Marjolein’s trein vertrok om één voor negen. Precies op hetzelfde moment fietste ik onder de spoorbrug bij station Oost door om Noël op te halen bij de oppas. Ik zag haar trein maar kon door de donkere ramen niet zien of ze er ook echt in zat. Omdat de wekker die ochtend al om kwart voor zeven ging, voelde het veel later dan het was. Ik had al gedoucht, ontbeten, Noël weggebracht, de tandarts bezocht en zat nu alweer op de fiets. Het zonverlichte fietspad was nog druk van de scholieren. Vooral veel pubermeisjes – altijd twee of drie naast elkaar – viel me op. Toen ik Noël weer op m’n fiets had (hij wilde eigenlijk niet stoppen met met de auto’ spelen), hoorde ik zijn vrolijke gebrabbel aan. Het zal niet snel onbenoemd blijven als we een speeltuin passeren. Ook nu, op weg naar huis, hoor ik al een vastberaden ‘speeltuin toe’. Ik besluit voor een half uurtje te stoppen. ‘Maar daarna wil ik echt koffie’. Noël stemt toe: ‘Ja, boffie’. Hij rent naar de babyschommel en kijkt mij vragend aan. We zijn ondanks het mooie weer helemaal alleen. Noël geeft instructies die zoveel betekenen als ‘harder duwen’. Het lawaai van de weg even verderop lijkt voor even niet te bestaan. Het is een zeldzaam mooi vader-zoon moment. Opeens ziet hij het speeltoestel met de glijbanen, die met elkaar verbonden zijn door een brug. ‘Stoppen, brug toe’. Ik til Noël uit zijn schommel en buk om zijn rode Chuggington-tas op te pakken. Noël rent zo hard als hij kan de brug tegemoet.
- Poppetje
Gisteren maakte tussenpaus Bram van Ojik, fractievoorzitter in de Tweede Kamer van GroenLinks, plaats voor Jesse Klaver. De machtswisseling kreeg, mede omdat er verder weinig gebeurde, de hele dag veel aandacht. In Pauw, Nieuwsuur en De Wereld Draait Door mochten Bram en Jesse uitleg geven. De media benadrukten vooral Jesse’s leeftijd (29) volop. Hoewel we in Nederland dagelijks discussies zien over (leeftijd)discriminatie, vinden we het wel belangrijk genoeg om te benadrukken hoeveel verjaardagen iemand heeft gevoerd. Leeftijd kan iets zeggen over de hoeveelheid ervaring die iemand heeft. Maar vaker wordt het als excuus gebruikt om een punt te maken dat er niet is. Bram is oud en Jesse is jong en daarom een stemmentrekker. Zo werkt het natuurlijk niet. Bram is een prima vent, maar heeft het charisma van een skippybal. Jesse (en dat heeft, denk ik niets met zijn leeftijd te maken) straalt iets uit. Ook ik heb al jaren het idee dat deze jongen wel eens heel belangrijk voor GroenLinks kan worden. Maar nog belangrijker: voor het gedachtegoed er achter. Ironisch genoeg probeerde Jesse, op zijn dag van de troonsbestijging, vooral te benadrukken dat het om de ideeën moest gaan, en niet om de poppetjes. Dat was tegen beter weten in natuurlijk; alles in ‘Den Haag’ draait immers om de poppetjes. Maar het geeft wel direct aan wat het verschil kán zijn tussen Klaver en bijvoorbeeld een Pechtold, Samsom of Buma. De nieuwe fractievoorzitter ging in zijn persconferentie met gestrekt been in op de economisering van ons leven; het reduceren van alles tot een financieel plaatje. Ik denk dat hij namens vele mensen spreekt. Ik geloof niet meer zo zeer in politieke partijen, anders was ik vandaag misschien wel weer lid geworden van GroenLinks. Niet omdat het voor mij om de poppetjes gaat. Maar omdat ik geloof dat poppetje echt iets kan veranderen. En dat voor een snotneus van 29 jaar.
- Zoetemelk
‘Je begint al een beetje op Joop Zoetemelk te lijken’, zegt mijn vader vijf minuten later, als ik weer naar ze teruggelopen ben. We zijn bij een speeltuin op het strand aan de Oosterplas, een plas op zo’n tien minuten lopen van ons huis. We zitten met z’n vieren (mijn ouders, mijn zoon en ik) op een wip als de telefoon gaat. Het is de man die ik tijdens het eerste sollicitatiegesprek zo prettig had gesproken. ‘Ik moet je helaas teleurstellen,’ zegt de man direct nadat hij zich heeft voorgesteld. Nog voordat ik echt realiseer wat er gebeurt, hoor ik mezelf ‘dat is jammer’ zeggen. Ik merk dat ik de man halverwege een zin heb onderbroken; we praten een beetje door elkaar heen. Terwijl ik mijn voeten in het zand zet, kijk ik om en zie inmiddels – een meter of twintig verderop – mijn ouders en mijn zoon op de wip zitten. Ik draai mijn rug naar mijn familie en probeer mij te concentreren op de woorden van de man aan de telefoon. Hij vertelt – dat wil hij heel graag – dat het heel close was en dat ze ons er met kop en schouders bovenuit vonden steken. We wisselen nog wat beleefdheden uit en hang op. Ik draai mij opnieuw om en zie mijn vader hoopvol kijken. Ik steek, al lopend terug naar de speeltuin, mijn duim omlaag. Ik probeer tegen de vragende blikken het gesprek te reproduceren terwijl de wind in mijn haar blaast. Tegelijkertijd vraagt mijn zoon aandacht, hij wil dat ik reageer. Ik stap gedachteloos terug op de wip. Mijn vader maakt, als we samen hebben geconstateerd dat ik voor de tweede of derde keer net naast de baan heb gegrepen, een opmerking over Joop Zoetemelk. ‘Die werd ook zijn hele leven tweede in de Tour de France.’ Even later liepen we naar de snackbar verderop om een patatje te halen. Dat Joop Zoetemelk ook ooit de Tour heeft gewonnen werd niet uitgesproken. Het geloof was van mijn kant even weg. Ik was blij dat ik een vette snack in het vooruitzicht had.
- Tevreden
Bent u gelukkig, vroeg het televisieprogramma? ‘Ik ben tevreden. Geluk duurt korter dan tevredenheid,’ antwoordde de monnik, die naar eigen zeggen al veertig jaar schrijft. Een gewone oudere man om te zien. Normale kleding, grijs haar, kaal bovenop en een bril. Voor het eerst in dertien jaar was er iemand over de vloer, en laat het nou net Man bijt hond zijn. ‘Ik geniet van jullie. Jullie zijn de eerste die hier binnen geweest zijn.’ Met de gordijnen half gesloten en de deuren dicht leeft een man in een rijtjeshuis in afzondering die mooie zinnen spreekt als: ‘Ik bid op papier en ik leef op rijst en olie’. Om onduidelijke redenen staat er een keukentrapje en een vouwfiets in de kamer. Op sommige plekken is op de muur beschreven met teksten als ‘stop met jezelf te bewijzen en laat iedereen los’ en ‘blijf overal weg’. Verder zien we alleen een stoel en een bureau vol met schrijfgerei. Hij heeft wel een Senseo-apparaat en een radiootje, maar een televisie of magnetron is er niet. ‘Veel mensen denken dat ik gek ben, omdat ik zo anders leef. Dat voelt heel naar. Niemand biedt mij ooit iets aan.’ Dat laatste vind ik niet zo vreemd, gezien zijn levensstijl. Toch ziet hij de wereld naar eigen zeggen positiever dan andere mensen. De toekomst ziet er goed uit. ‘Als je alles gehad hebt kan er niets slechts meer komen. Het kan alleen nog maar beter gaan,’ zegt de monnik breed lachend met zijn armen over elkaar. Ik ben benieuwd wat hij zal schrijven als de cameraploeg weg is.
- Medicijnen
Terwijl het buiten begint te regenen probeer ik binnen te regelen dat ik voor mijn medicijnen niet meer de deur uit hoef. Eerlijk is eerlijk: ik mag niet meer voor mijn medicijnen de deur uit, liever niet tenminste, van mijn nieuwe zorgverzekeraar. Bewuzt (zo heeft ‘ie) heeft bedacht dat het handiger/ goedkoper is als iedereen bij een online apotheek zit. Eigenlijk vond ik dat bij het kiezen van een nieuwe verzekering wel een pré. Als je net als ik verschillende medicijnen gebruikt die ook nog eens op verschillende momenten op (kunnen) raken, is het toch wel handig dat er gewoon een bezorger aan de deur komt die me zo nu en dan van nieuwe drugs voorziet. Om de aanpassingen in werking te stellen moet ik wel een profiel aanmaken bij de Nationale Apotheek en hoewel ik dat van tevoren niet had verwacht, vind ik dat toch een beetje spannend. Wat gaan zij met mijn gegevens doen? Hoe veilig zijn ze daar? Eerder dacht ik daar nooit zo erg over na, maar nu ik bezig ben een baan te zoeken, vind ik het wel belangrijk dat er niet allemaal informatie die ik niet naar buiten wil hebben, op straat komt te liggen. Enfin, je moet dus van alles invullen online en dat heb ik dan maar gedaan. Om te zorgen dat je ook daadwerkelijk iets krijgt, zal je nog wel even moeten bellen met het ziekenhuis, zodat zij ook weten waar het recept naar toe moet. Een aardige mevrouw aan de telefoon moet eerst al mijn gegevens (nieuw adres, nieuwe huisarts) wijzigen voor ze aan mijn vraag kan beginnen. Het recept wordt keurig verwerkt, maar niet meer vandaag want de dokter is niet aanwezig. En daarmee wordt een rijke traditie voortgezet. Altijd als mijn medicijnen op zijn is er een lang weekend, is de dokter ziek, of kan ik om een of andere reden geen nieuwe bestellen. Deze keer is het een lang weekend plus een afwezige dokter. Het zij zo. Ik zit lekker droog met mijn laatste medicijntjes op de bank. Mij maken ze niet meer gek.
- Bezorgd
Ergens op de dag zou de nieuwe 2-in-1 tablet van Marjolein worden bezorgd. Het is een zaterdag dus ik wil niet het risico lopen dat de tablet komt als we net even weg zijn. In dat geval moeten we tot dinsdag wachten. Nee, we blijven wel thuis wachten. Bovendien, mogelijk komt de postbezorger toch al vroeg en kunnen we alsnog iets gaan doen. Maar hij komt niet vroeg. Helemaal niet zelfs. Een paar keer bekijk ik de bezorgstatus online. De eerste paar keer is er niets gebeurd. Het lijkt er zelfs even op dat het pakketje helemaal niet meer wordt bezorgd aangezien de tablet nog niet eens bij het distributiecentrum is geweest. Als ik rond een uur of vier toch nog maar eens kijk naar de status zie ik tot mijn stomme verbazing ineens ‘bezorgd’ staan. Ik kijk nog een keer, maar het staat er echt. De hele dag zijn we thuis, geen bel gehoord, maar toch is ons pakketje bezorgd. Ik klik op de knop waaronder ik de handtekening kan zien. Er staat iets wat nog het meest lijkt op ‘C. Smit’. Er gaat geen belletje rinkelen. Op mijn sokken loop ik naar beneden, waar de brievenbus is, om te kijken wat er op het PostNL-bonnetje staat. Als ik de postbus open doe zie ik echter niets. Helemaal leeg. Verbaasd loop ik naar boven. Ik besluit om schoenen en een jas aan te doen en op onderzoek uit te gaan. Ergens moet toch iemand mijn pakketje hebben? Beneden bij de kapper – waar ze wel eens vaker pakketjes van ons krijgen – weten ze van niets. Ook de naam Smith doet geen belletje rinkelen. Ik loop nog een rondje om het gebouw, kijk op alle naamplaatjes, maar geen enkele naam lijkt op wat er als handtekening is gezet. Ik bel bij twee buren aan van wie ik de naam niet weet, maar zij doen beide niet open. Serieus bezorgd loop ik terug het huis in en neem plaats achter mijn laptop. Waar is mijn pakketje gebleven? Via Twitter doe ik navraag bij PostNL. Het antwoord laat op zich wachten en als er eindelijk gereageerd wordt gaat ook de bel. Dat moet ons pakketje zijn! Ik sprint naar de telefoon waarmee we de voordeur open kunnen maken en heel vaag (het geluid van de telefoon is verre van goed) hoor ik een man iets zeggen over een pakketje. Ik trek nog een sprintje, ditmaal naar beneden, en neem – alsof ik de heilige graal heb gevonden – het pakketje in ontvangst. Het was ergens beneden, per ongeluk, samen met een ander pakketje afgeleverd. De man kwam er gelukkig op tijd achter. Met een doos in mijn handen loop ik de trap weer op.
- Late Rembrandt
‘Als een schilderij je echt raakt, ben jij er alleen nog met het schilderij’, schreef iemand op Twitter over de tentoonstelling Late Rembrandt in het Rijks Museum. Zoals dat zo vaak gaat: mijn vrouw wilde graag de Late Rembrandt zien en ik had er geen grote bezwaren tegen om te gaan. Kunst bezoeken doe je tegenwoordig niet meer (altijd) op de bonnefooi; nee je moet (in dit geval) weken van tevoren kaartjes kopen voor een bepaald tijdslot om de bezoekers goed te spreiden over de dag en overmatige drukte te voorkomen. Als je eenmaal de toegangscontrole langs bent rijst de vraag of dat wel gelukt is. In het eerste zaaltje zien we heel veel mensen, maar als je goed kijkt zie je inderdaad ook dat er schilderijen en schetsen aan de muur hangen. Vervolgens is het dringen, een weg banen tussen de vijftigers met een audioguide, om een plekje met zicht op de muren te bemachtigen. Het is niet veel rustiger dan bij de huldiging van een zekere voetbalploeg uit Eindhoven. Stapje voor stapje wurm ik me door de menigte van schilderij naar schilderij. Voor zover ik het kan beoordelen zijn het inderdaad Rembrandts. Of ze ‘Laat’ zijn weet ik niet. Verder zie ik, zaal in zaal uit, mensen gefascineerd kijken. Wat zouden ze zien dat ik niet zie? Het valt mij vooral op dat het erg warm is. Een enkel schilderij herken ik en heb ik mogelijk al eerder gezien. Maar ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik word geraakt. Integendeel zou ik bijna zeggen. De ambiance: de hitte, de drommen mensen, de hype die de afgelopen maanden is gecreëerd op tv en online, ze zorgen voor een onbehaaglijk gevoel bij mij. Zoals de vrouw op Twitter alleen was met het schilderij, zag ik alleen nog de massa – mezelf meegerekend – die iets wilde zien. Laat het dan in godsnaam de Late Rembrandt zijn. Maar het deed me niets.
- Happy
‘Happy for no reason’ is het motto van het door vrijwilligers gerunde etablissement TRUST aan de Albert Cuyp in Amsterdam. Op een donderdagmiddag hopen we nog snel even wat te eten en drinken voordat we de trein moeten halen, terug naar Noël die een middagje bij een leeftijdsgenootje speelt. Een hipster in schort vraagt ons vrolijk of we het concept kennen. Je mag betalen wat jij wilt: volg je hart. Als we koffie, een smoothie en broodjes hebben besteld, zijn we al doodgegooid met zeker tien inspirerend bedoelde quotes. ‘You need nothing to be happy but you need something to be unhappy’, ‘peace and hapiness is found within’ en ‘the key to life is trust’. De hipster waarschuwt ons alvast dat, omdat hij en de andere vrijwilligers zich happy willen voelen, ze soms een momentje voor zichzelf nemen ‘als het even te veel wordt’. Het kan dus wat langer duren voordat we onze bestelling krijgen. We knikken en lachen beleefd, we hebben nog zeker een half uur voordat we echt weg moeten om de trein te halen. Dat moet zelfs in deze state of mind wel lukken. Overal op de muur schreeuwen posters dat we ons vooral happy moeten voelen en de stress moeten laten gaan. Achter de counter hebben de hipsters (het zijn er minstens twee, maar het kunnen er ook meer zijn geweest) ogenschijnlijk veel lol: ze lachen en praten. Ze hebben goed naar de levenslessen geluisterd. Er worden tomaten gesneden in een happy, maar oer trage beweging. Ondertussen kijk ik zenuwachtig op het klokje van mijn telefoon, die inmiddels kwart over drie aangeeft. Per minuut voel ik de stress toenemen. Ik ben niet happy for no reason en heb er ook steeds minder vertrouwen in dat ik mijn trein nog ga halen. Ik ben – hoe sympathiek het initiatief ook is – mogelijk niet op de goede plek, maar zeker niet op het juiste moment. Nog een paar minuten later brengt een relaxte hipster twee broodjes naar een tafel waar twee mensen op de stoel wippen van onrust. Proppend nemen we het voedsel in een recordtijd tot ons. Eigenlijk te laat lopen we vijftien euro armer deze oase van rust uit, onze tram en trein tegemoet. Beide zullen we even later precies missen. Ik vloek een paar keer flink en hardop. Enkele kilometers verderop in een eetcafé snijdt een een hipster lachend en treuzelend een komkommer in plakjes.
- These are the days of our lives
‘These are the days of our lives’, van Queen, heb ik altijd een fascinerend nummer gevonden. Vooral omdat ik op de een of andere manier van begin af aan geweten of vermoed wat er bedoeld werd, wanneer deze dagen zijn. Vanmiddag, lopend door Breda, voelde ik ineens dat het moment aangebroken was. En dat kwam voor mij best als een verrassing. In amper 24 uur van een goede echo bij de verloskundige naar een leuk sollicitatiegesprek. Op het moment dat ik dit opschrijf – acht uur ‘s avonds – schijnt, door de raam van de keuken de zon recht in mijn gezicht, Noël speelt met zijn Toet-Toet auto’s naast mij op de bank. “Papa auto rijden,” zegt hij terwijl hij een exemplaar in mijn hand drukt. Op de televisie is het Journaal net begonnen. NOS-verslaggever Ron Fresen vertelt iets over de brood-bad-bed-crisis in het kabinet. Het voelt allemaal zo volwassen, vooral de nieuwe zwangerschap. Hier heeft Queen dus al die jaren over gezongen. Zou Freddy hebben bedoeld dat ik die baan ook krijg? Noël heeft ondertussen mijn zonnebril afgepakt. De letters veranderden in zwarte vlekken op mijn beeldscherm. “Donker”, merkt Noël op als hij met mijn bril wegloopt.
- Echo
Om half elf werden we in Empel verwacht. We gaan altijd met de fiets naar de verloskundigenpraktijk en we waren aan de vroege kant. Het is immers moeilijk in te schatten hoelang je er daadwerkelijk over doet. Het was mooi weer, maar nog wel een beetje koud. Op de terugweg, amper een uur later, was het ronduit warm. Volgens Weer.nl zou het 18 a 20 graden worden vandaag. Nadat we koffie in de aanbieding hadden gekocht, liepen we naar boven. Omdat we zo vroeg waren, zelfs met boodschappen doen erbij nog bijna een kwartier voor de afgesproken tijd, mochten we plaatsnemen in de wachtkamer. Er lag een Nieuwe Revu van november vorig jaar. Aan de muur hingen dezelfde geboortekaartjes als vorige maand. Aangevuld met enkele nieuwe namen. Even daarna worden we naar de spreekkamer geroepen en vrijwel direct wordt Marjolein aan het echoapparaat gekoppeld. Een ogenschijnlijk vrolijk zwemmend baby’tje van 11 weken en 4 dagen danst over het televisiescherm. Noël die in de aangrenzende kamer zit te spelen, komt niet kijken als ik hem roep, dus til ik hem op en wijs naar het scherm. Daar baby! Hij kijkt wel maar ziet niet wat wij zien. Ik zet ‘m weer neer en hij loopt direct terug naar het speelgoed. Alles ziet er goed uit volgens de verloskundige en na nog wat routinevragen staan we weer buiten. Het is inmiddels warm geworden.
- Duwen
Mijn oog valt op een man op de derde verdieping van het flatgebouw dat via een luchtbrug onderdeel uitmaakt van het stadhuis. Op een verder verlaten verdieping kijkt hij naar een duwende en trekkende menigte op het Stadhuisplein. Aan zijn fluorescerende gele hesje te zien is het een politie-agent. Ik zou graag weten wat er door hem heen gaat. Ik zou graag zien wat hij ziet. God, wat zou ik graag zien wat hij ziet. Vermoedelijk een uitzinnige rood-witte mensenmassa in een schitterend voorjaarszonnetje. Zelf sta ik zo’n honderd meter verderop bij een groepje mannen van bijna veertig. We staan naast een ‘out’ annex bar. ‘Out’ omdat er regelmatig mensen over de afzetting worden getild die er niet meer helemaal fris uit zien. Er staat ook een stelletje, waarvan ik eerst nog denk dat hij bij het groepje mannen hoort. Ze worden echter overgeslagen als het bier wordt uitgedeeld. Zo nu en dan wurmt zich een man of vrouw zich dwars door het groepje en mij om bier te halen. Meestal mislukt dat in de chaos. Verder sta ik hier goed. Ik zie in de verte de PSV-spelers op het balkon staan al is het moeilijk te volgen wat er precies gebeurt. Er is relatieve rust, zeker vergeleken met slechts twee meter verderop waar het anderhalf uur duwen en trekken is. Sommige mensen druipen af, terug de stad in. Anderen zien daarin juist een aanmoediging om de open gekomen plekken weer op te vullen. Na het vuurwerk en nog enkele knallen is het ineens afgelopen. De spelers zijn weg, er vallen gaten in het publiek. Ik kijk nog een maal naar het flatgebouw, maar de politie-agent is al vertrokken. Hij is opgegaan in massa. Het is de perfecte middag om te verdwijnen.
- ‘Werk’
Ik bedenk me regelmatig wat ik moet zeggen als mensen vragen of me ik niet verveel zo zonder werk. Niemand heeft het met zoveel woorden aan me gevraagd, maar ik heb wel een aantal keer moeten verantwoorden dat mijn dagen er niet leger op zijn geworden. Hooguit deel ik mijn tijd wat minder efficiënt in. Ik sta nog net zo laat op, maar nu Marjolein ‘s ochtends zo misselijk is, kom ik meestal niet aan ‘werk’ toe voor 11 of 12 uur. Overigens, toen ik van de week tegen mijn zusje zei dat ik moest ‘werken’ vroeg ze wat voor werk ik moest doen. Ik was toch werkloos? Voor mij voelt het natuurlijk om het te zeggen. En is ‘werk zoeken’ nu mijn werk. Net als gesprekken voeren met mijn loopbaancoach, (online) trainingen volgen, contacten onderhouden met oud-collega’s en sollicitatiebrieven schrijven en versturen. Ik werk alles bij elkaar niet of nauwelijks minder als voor mijn ontslag. Gelukkig ben ik wel veel minder reistijd kwijt. Ik pak de laptop en ga op de bank aan het werk of loop naar boven en neem plaats achter de pc. Al met al ben ik daardoor veel meer bij Noël. Hoewel ik mezelf er nog te vaak op betrap in zijn aanwezigheid met andere dingen bezig te zijn. Macht der gewoonte. Maar ik doe mijn best. Al kost het me veel moeite om om 7 uur ‘s ochtends vrolijk te gaan spelen, ik probeer te doen wat ik kan. Tenslotte zijn de momenten met hem veel meer waard dan werk of ‘werk’. Dat wist ik allang. Daar had ik het ontslag niet voor nodig.
- Zon
Het gesprek van de dag: het is warm. Zo warm dat zelfs wij de voordeur open hadden staan om in de zon een broodje te eten op de galerij. Ook de buurvrouw, die we tot vandaag alleen hadden begroet in het voorbijgaan zat in de zon. Voor haar eigen huis was de schaduw alweer ingevallen zodat ze dichter bij ons huis moest zitten om van het mooie weer te kunnen genieten. Ik vond haar tot nu toe moeilijk te peilen. Ze bleek best aardig en vertelde honderduit over het huis, de galerij en de buren. Als er niet een aardig briesje had gestaan was het nauwelijks uit te houden geweest. In het gebouw tegenover ons huis aan de straatkant wonen volgens mij voornamelijk studenten. Deze middag druppelen ze één voor één naar het platte dak bovenop het gebouw. Vanaf onze woonkamer zien we ze liggen, opstaan, drinken, chillen. Noël loopt ondertussen in zijn korte broek en mouwloze shirt van binnen naar buiten naar binnen. Het is de eerste keer dat hij echt zijn stoepkrijt kan gebruiken, al zijn auto’s liggen over meters verspreid op de tegels buiten. Zelfs de garage is mee. Ondertussen houdt hij hele verhalen tegen de buurvrouw, van wie ik me nu bedenk dat ik niet eens heb gevraagd hoe ze heet. Ach, het was pas de eerste echt mooie dag van het jaar. De zon is er straks nog veel langer.
- Doorslapen
Van de afgelopen vier nachten heeft Noël er drie volledig in zijn eigen bed geslapen. En dat is niet zo vanzelfsprekend als het klinkt. Al vanaf het prille begin sliep Noël wel eens bij ons in bed, op een verhoging bijvoorbeeld. Een tijd lang heeft hij ook gewoon in zijn eigen bed geslapen, hoewel hij wel twee tot drie keer per nacht wakker werd om te drinken. Toen hij steeds vaker daarna niet meer in zijn eigen bed wilde slapen, hebben we Noël maar weer bij ons laten slapen. Toen we afgelopen herfst een nieuw bed gingen kopen wegens de verhuizing wisten we dan ook één ding zeker: het bed moet breder. Zo gingen we van een normaal 1.40 m bed naar 1.80 m. Veertig centimeter lijkt misschien niet veel maar dat scheelt heel erg veel als je een goede nachtrust wilt met een peuter in je bed. En zo gaat het nu nog vaak: Noël wordt wakker en komt bij ons in bed. Als we pech hebben wordt hij al wakker als wij naar bed gaan; wellicht maakt de trap te veel lawaai. Hebben we iets meer geluk, dan slaapt meneertje door tot een uur of twee. Gevolg was nog urenlang met z’n drieën in bed. En als we dan allemaal konden slapen: prima. Kan ik best mee leven. Maar steeds vaker begon dan (een soms urenlang) ritueel van woelen, draaien, schreeuwen, schoppen, huilen en het ‘ik wil naar beneden en/of eten’. Het kon niet echt langer zo, zeker nu Marjolein haar slaap hard nodig heeft. Wat is er dan veranderd? Eigenlijk niet zoveel, behalve dat we Noël overdag in bed zijn gaan stoppen. Tot nu toe deden we dat ook wel (soms), maar ging hij dan niet slapen. Nu hij bijna dagelijks overdag slaapt in zijn eigen bed – in plaats van wat nu vaak gebeurde: in een kinderwagen onderweg, op de bank of helemaal niet slapen – slaapt hij ‘s nachts dus ook beter. En sinds een dag of vier wordt hij zelfs helemaal niet meer wakker ‘s nachts, of gaat weer slapen nadat hij heeft gedronken. Heerlijk. Ik betrapte mezelf er vannacht zelfs op dat ik zo’n beetje midden in het bed lag, met nog zeker ruimte voor drie Noëllen naast me. Ik draaide me om en sloot mijn ogen in de wetenschap dat al die ruimte voor mij is. Voor zolang het duurt.
- Reclame
Toen ik zondagochtend opstand rond acht uur, dacht ik dat de Formule1-race al lang was afgelopen. Ik probeerde ergens de uitslag te vinden, maar zag ‘m nergens, dus ben toch maar even op zoek gegaan naar livestreams. Op de eerste website vond ik direct een kanaal met goed beeld: NBCSN. Al snel werd mij door NBCSN ingewreven dat ik naar de Amerikaanse televisie zat te kijken; een bijna bizarre gewaarwording als je de Nederlandse gewend bent. In 32 minuten kijken heb ik drie volle reclameblokken gezien. Ik heb niet geteld hoe lang ze precies zijn, maar ze voelen zeker als een volwaardig Nederlands-reclameblok. Dat betekent dat ik ruim de helft van de tijd niets van de wedstrijd heb gezien. In twee van de drie reclameblokken gebeurde er van alles: er spint iemand van de weg af, nog iemand die z’n motor opblaast, enkele belangrijke inhaalacties: allemaal gemist. De laatste keer krijgen we in ieder geval nog een herhaling; de eerste keer moesten we het met een gesproken opsomming doen. Ik blijf kijken, gefascineerd door de reclame-wedstrijd verhouding en tevreden met de beeldkwaliteit. Ondertussen zie ik de 17-jarige Max Verstappen zijn concurrent Nasr passeren alsof hij er niet staat. Ook fascinerend. En dan begint – niet gelogen – het vierde reclameblok. We schrijven 8.41 uur. Het wordt tijd voor koffie.
- Reizen
Geraldine Kemper en Jan (die ik niet ken) gaan 40 dagen backpacken door Europa. Een paar dagen geleden zapte ik toevallig langs Valerio die in Valerio International allemaal verre oorden bezoekt om ‘succesvolle jonge Nederlanders’ te bezoeken. Dat doen ze alle drie niet op eigen zak, maar namen BNN, een publieke omroep. Het is ongelooflijk cliché wat ik nu ga zeggen, maar wat is in godsnaam het publieke nut van dit soort programma’s? En wat is er mis met het bezoeken van ‘succesvolle jonge Nederlanders’ die in Grijpskerk wonen? Waarom moeten dit soort programma’s altijd naar New York, Hong Kong en Parijs? En kunnen we echt niet zonder een backpackende Geraldine en Jan? Ik snap best dat Sander Dekker, staatssecretaris die onder meer verantwoordelijk is voor de omroepen, de teugels aan het aantrekken is. Met name BNN heeft er een handje van om haar presentatoren (en dan heb ik Floortje Dessing nog niet eens genoemd) naar verre oorden te sturen. BNN heeft ook veel mooie programma’s (zoals Je zal het maar hebben/zij en Over mijn lijk), maar STOP NOU ES EEN KEERTJE MET DAT ONNODIGE GEREIS. Ja alles ziet er leuk uit als je onder een palmboom gaat staan, maar dat maakt het nog geen goede televisie. En ik bedoel ook jullie van de AVRO, met je Wie is de mol. Want ook al zijn jullie kijkcijfers nog zo hoog: dit heeft niks maar dan ook niks met de taken van de publieke omroep te maken. Ga dat lekker bij RTL4 doen. Sowieso lijkt het me een goede vuistregel dat als een programma de kans heeft ook bij de commerciële omroepen te worden uitgezonden (neem Boer zoekt vrouw en Wie is de mol), dat ze heel snel overstappen. Zo komt er tijd en geld vrij voor echte publieke omroep-programma’s zoals Andere tijden, Metropolis en desnoods EenVandaag of Per seconde wijzer. En als de omroepen dan eindelijk stoppen met dat gereis, blijft Geraldine lekker bij ons in Nederland. Ik zie alleen maar voordelen.
- NK Dammen 2015
17 volgers op Twitter. Het is niet veel, maar ze zitten er tenminste: @NKDammen2015. Gisteren is, geheel geruisloos, het NK Dammen 2015 begonnen. Een berichtje op Teletekst (met goede reclame voor de sport: alleen maar remises) voorkwam dat ik het hele toernooi gemist had. Dat de damsport het moeilijk heeft hoef ik niemand te vertellen. Het spelersbestand verouderd snel, jeugdspelers kiezen voor studies of andere sporten, topspelers stoppen, damrubrieken verdwijnen, de buitenwacht is nauwelijks geïnteresseerd. Dammen heeft een imagoprobleem en is in heel veel opzichten ook niet met de tijd meegegaan. Partijen duren lang, er wordt weinig tot niets om wedstrijden heen georganiseerd om aantrekkelijk te zijn voor een brede doelgroep, er zijn weinig personalities in de top en er zijn gewoon heel veel (betere) alternatieven dan dammen als hobby. Ondanks, of misschien juist daardoor, vind ik het altijd erg interessant om te zien hoe onze nationale dambond KNDB het NK aanpakt. Voor deze editie heb ik een kleine analyse gemaakt van de elementen: locatie, sfeer, publiciteit en het spel zelf. Locatie Of het expres gebeurt of niet: NK’s worden bijna standaard gehouden op plekken die moeilijk bereikbaar zijn voor het grote publiek. Dit jaar is Emmeloord gekozen; een plek waar je zonder auto (tenzij je er woont) bijna niet kunt komen. Waarom niet in de Markthal in Rotterdam? Een zaaltje in de Amsterdam ArenA uitkijkend op het veld, midden in Schiphol, op Utrecht Centraal Station of voor mij part in De Keukenhof. Mijn (gratis) advies aan de KNDB: houd het NK op een centrale plek in Nederland die gemakkelijk te bereizen is voor iedereen (ook mensen zonder auto) en waar het liefst sowieso al veel mensen komen. Dit betekent: publiek, uitstraling en sfeer. Sfeer Het lijkt wellicht niet zo belangrijk maar sfeer maakt of breekt evenementen. Het NK Dammen wordt vaak – alsof ze het er om doen – in de meest troosteloze zaaltjes van hotels, gemeentehuizen of sportcomplexen gehouden. En ik kan het weten want ik ben er vaak geweest. Doe het nou niet. En als je het wel doet: doe iets aan de aankleding. Maak er wat van met levensgrote (dam)foto’s, sfeervolle verlichting of een mooie inrichting met design-damborden en desnoods een dresscode. Publiciteit Tja, het is ook moeilijk iets te verkopen wat eigenlijk (zie bovenste twee tussenkopjes) aan grondige vernieuwing toe is. De dambond doet vast dappere pogingen, maar een Twitter-account met 17 volgers – mijzelf meegerekend – heeft niet zo veel zin (al kan je het anno 2015 niet niet doen). Hier gaat natuurlijk iets gruwelijk mis. Ofwel dammers zitten niet op Twitter, of ze weten niet dat het NK ook op Twitter zit, of dit is niet de manier waarop dammers willen communiceren. Op Facebook gaat het met 85 ‘vind-ik-leuks’ wel iets beter maar de posts mogen wel iets meer pit hebben: live graag, spannend (niet alleen linkjes naar berichten) en probeer het interactief te maken, het zijn immer sociale media. De KNDB stuurt na iedere ronde ook persberichten uit waarin zakelijk wordt vermeld wie er gewonnen heeft, wat de tendensen waren. Echt aansprekend zijn deze teksten zelden. Dat terwijl veel media alleen het persbericht of delen daarvan overnemen, zie bijvoorbeeld Teletekst. En ja ik weet het: enkel remises in een ronde helpen daar niet bij. Maar maak spannende interviews met spelers, zoek de verhalen en kom daar mee naar buiten. Succes is ook dan niet gegarandeerd, maar probeer in ieder geval een keer iets nieuws op dat gebied. Het spel Ik zei het hierboven al: enkel remises in een eerste ronde. Het is uiteraard dodelijk voor het toch al negatieve imago dat het dammen heeft. Voor de buitenwacht eindigen alle partijen toch al in een gelijkspel. Het is niet helemaal waar, maar het gebeurt wel (te) veel en dat heeft deels met het spel en deels met de spelers te maken. De spelers ontlopen elkaar niet veel in niveau. Dat gegeven is moeilijk te voorkomen: niemand zit te wachten op grote niveauverschillen. Maar het werkelijke probleem zit er in dat de niveauverschillen die er wél zijn (en die zijn soms niet zo groot maar bijna altijd wel aanwezig) moeilijk in de score zijn uit te drukken. Zelfs een paar schijven verschil in het eindspel loopt vaak op een remise uit. De plus- en min-remises zijn een goede stap, maar voor de buitenwacht verandert het beeld niet daadwerkelijk: het blijven remises. Voor de insider en damliefhebber geen probleem: die ziet veel mooie partijen, ook al is er geen winnaar. Het grote publiek wordt echter niet warm van de plus. Het enige dat wellicht kan helpen – zonder aan de fundamenten van het spel te zitten – is het terugdringen van de bedenktijd, wat ongetwijfeld tot meer fouten zal leiden. Al is ook de vraag of je dat moet willen: het niveau zal onvermijdelijk dalen. Nee, eerlijk is eerlijk, een echte oplossing voor dit probleem heb ook ik niet. Is er dan niets positiefs te melden? Jawel, genoeg. Veel van de beste spelers doen mee, zorgen voor leuke partijen. En bijvoorbeeld digitaal loopt de damsport best voorop. Partijen zijn live te volgen via internet, er is een webcam met beelden uit de zaal. Ik zie dit jaar zelfs een heuse hartslagmeter staan: leuk gevonden. In eerdere jaren zagen we al live besprekingen van wedstrijden door topspelers: prima. Volgende stap is (uiteraard) een camera op elke partij en live-commentaar gedurende het hele toernooi. Maar of dit het grote publiek zal trekken? Ik waag het te betwijfelen. Al staat de teller inmiddels wel op 19 volgers.
- Brandstichting en mishandeling
Brandstichting en mishandeling. Het verlepte A4-tje met daarop het krantenberichtje staat rechtop tegen mijn bureau, half verscholen achter het beeldscherm van mijn pc. Laatst vond ik het A4-tje terug tijdens het opruimen na de verhuizing. Als een trofee en bewijs van mijn ruige Zwolse periode staat het krantenberichtje voor veel meer dan het is: een kortje in De Stentor. De volledige tekst luidt: ‘De politie had het vrijdagavond druk bij een woning aan de Eekwal. Agenten moesten eerst op een brandje af. Een 22-jarige Zwollenaar had achter de woning een vuurtje gestookt en werd daarvoor geverbaliseerd. Niet veel later konden de agenten voor een mishandeling terug. In de woning was een 23-jarige Zwollenaar mishandeld door een 32- en een 33-jarige Zwollenaar. De 23-jarige liep kneuzingen aan zijn gezicht op. Het hoe en wat van de mishandeling moet de politie nog onderzoeken.’ Die woning aan de Eekwal, een statig grachtenpand in de binnenstad, was mijn woning. Althans, één van de kamers van 13 vierkante meter op de bovenste etage was van mij. De 22- en 23-jarige Zwollenaren waren mijn huisgenoten, van wie de namen me al ontschoten zijn. Ik kan me de avond nog goed herinneren. Samen met de andere bewoners van de bovenste etage gaf ik een feest. Een huisgenoot had een vuurtje gemaakt op de parkeerplaats achter ons huis waar Jägermeister werd geserveerd voor de binnenkomende gasten; niet heel handig als je bedenkt dat aan de andere kant van de gracht een brandweerkazerne zat. Iemand in de buurt heeft de politie gebeld. Ook de huisbaas kreeg er lucht van en stuurde een kleine knokploeg naar de Eekwal om een einde te maken aan het tot dan toe geslaagde feest. Zelf zat ik het grootste deel van de avond boven, waar het eigenlijke feest was, en daar is de knokploeg nooit gekomen. Wel zag ik in de loop van de avond mijn huisgenoot met een blauw oog weer de trap op komen. Ook de huisbaas zelf kwam nog even langs om te vertellen dat hij ‘not amused’ was. Het was een bewogen avond. Het bleek achteraf een van de weinige, misschien wel enige, uitspattingen in een verder relatief rustig studentenleven. En zelf heb ik er niet eens echt veel van meegekregen. Ik was tevreden met een berichtje in de krant.
- Dammen
Noël heeft gisteren zelf bedacht dat hij ook wil dammen, of zoals hij het noemt ‘mammen’. Nadat hij papa al een aantal keer op de computer heeft zien ‘mammen’, ofwel op de ‘puter’. Ik besloot daarop het bord (mambord) van de kast te halen en de damstenen (mamstenen) te pakken. Tot mijn verbazing was Noël een en al oor. Ik legde uit dat de stenen op de zwarte vlakjes moeten staan en dat leek hij te begrijpen. Hij begon zelfs al grapjes uit te halen en wat had hij een lol als hij zelf toch een steen op een wit vlakje zette. Ook vanmiddag zag hij weer dat ik aan het dammen was op de laptop. Dat doe ik nou eenmaal vaak even tussendoor. Gewoon uit verveling, vaak zelfs gedachteloos, als bezigheidstherapie. Noël moest daarop ook weer dammen. Ik dacht: prima, maar laten we dan een nieuwe regel toevoegen. In plaats van de stenen van een willekeurig zwart veld naar een ander willekeurig zwart veld te mogen verplaatsen, mocht een steen nog maar naar links of naar rechts. Zoals het hoort dus. Het was duidelijk een brug te ver. Werden de schijven gisteren nog keurig op een regulier vakje gezet en een voor een verplaatst, nu werd het een grote stenen-chaos. Alle stenen vlogen over het hele bord en na enkele minuten wild-dammen lagen alle stenen op de grond. Toen Marjolein even later binnenkwam, moest ze toch weer gaan dammen. Een voor een werden de stenen weer opgeraapt.
- Silvana
Ophef gisteren op de twitters. Silvana Hagge, schrijfster van het krantje ‘Dit is Assen’ heeft een aantal columns overgeschreven. In een reactie liet ze weten één keer in de fout te zijn gegaan nadat ze een deadline had gemist. Ze heeft daarop een gevonden tekst ‘verwerkt in een nieuwe column’. Let wel, dit laatste heb ik dan weer overgeschreven van RTV Drenthe, die het waarschijnlijk ook ergens hebben overgeschreven. De verklaring blijkt nogal tragisch als er meerdere columns worden gevonden die ook zijn overgeschreven. De columns zijn echt grotendeels letterlijk hetzelfde, soms met een woordje anders. Maar hé, als ik siertuin vervang door moestuin, is het ineens mijn tekst, moet Silvana gedacht hebben. De woorden sneu en tragisch vallen dus bij veel twitteraars. Terecht natuurlijk, want schrijverschap, zelfs voor ‘het plaatselijke suffertje’ zoals de Telegraaf ‘Dit is Assen’ noemt, is een mooi vak. Maar teksten overschrijven kan iedereen. Zeker in deze tijd, waarin alle informatie via het internet voor iedereen beschikbaar is. Vermoedelijk kreeg Silvana voor haar overtypwerk betaald, wat haar ‘werk’ feitelijk tot diefstal maakt. Het is naast treurig vooral ook fascinerend dat een ‘tekstschrijver/ journalist’ haar eigen vak zo weinig serieus neemt. Als je je deadline mist, of je hebt geen inspiratie, of een combinatie van beide, ben je geen schrijver. Moet je jezelf ook niet zo noemen. En kan je nog beter niets doen. Is voor iedereen beter. In haar twitterprofiel prijkt de wrange tekst ‘spreken is zilver, schrijven is goud’. Silvana Hagge is sinds het nieuws van haar plagiaat naar buiten kwam stil. Schrijven is voor even geen goud.
- Bedje
Marjolein had vanavond ‘een goed gesprek’ met Noël. Hij had sokjes gepakt uit de kast en aan mama laten zien. Ze kwamen samen tot de conclusie dat de sokjes te klein waren. Noël vond dat de sokjes dan maar voor de baby in mama’s buik moesten zijn. Tot nu toe had hij geen aandacht voor de baby in mama’s buik gehad. Bij de verloskundige was ‘ie te druk met spelen en ook als we er over begonnen gaf hij nauwelijks reactie. Alleen gisteren begon hij ineens mama kusjes te geven voor de baby. Onder andere op haar buik. Vanavond was hij dus wel geïnteresseerd. Noël vroeg zich af waar de baby straks moest gaan slapen. ‘In Nijne (zo noemt hij zichzelf)’s bed?’ Marjolein vroeg of dat van hem mocht en zei er bij dat het wel lief was als de baby in zijn bed mocht slapen. ‘Waar moet Nijne dan slapen?’ zei hij iets treuriger. Hoe schattig wil je het krijgen? Nee, Noël mag gewoon in z’n eigen bedje slapen en er komt een klein bedje voor de baby, stelde Marjolein hem gerust. Waarop Noël trots zei: ‘Nijne groot bedje’. ‘Ja Noël groot bedje.’
- The Passion
Gisteren was ik met Marjolein naar een toneelvoorstelling en daardoor heb ik voor het eerst in jaren The Passion gemist. Ik ben niet gelovig, eerder zeer kritisch op het geloof maar met namen ‘de kerk’. Toch, of misschien wel juist daarom, vind ik geloof, gelovigen en zeker uitingen als The Passion, razend interessant. Sinds 2011, toen The Passion voor het eerst op televisie kwam, vraag ik me af of ik, als ik gelovig zou zijn, vervuld zou worden met liefde en herkenning, of dat ik me belachelijk gemaakt zou voelen dat het geloof wordt gereduceerd tot een neonkruis en een liedje van Boudewijn de Groot. Daarbij vraag ik me ook af in hoeverre Robert ten Brink en Bridget Maasland op het podium staan om het geloof te delen met de wereld, of om de eigen marktwaarde te vergroten. Op de een of andere manier zie ik Robert en Bridget niet iedere zondag in de kerk zitten. Opvallend is ook dat er – ondanks de vele live interviews die gehouden worden – nooit een onvertogen woord valt. Of The Passion trekt alleen het brave EO-publiek aan, of er is sprake van – een soort – censuur. Ik hoop het eerste. Al was het maar dat het een mooi verhaal zou zijn. En daar gaat het tenslotte om bij dit soort ‘spirituele ervaringen’. Iedereen ziet en voelt er in wat hij voelt. Ik voel hypocrisie, ook van mezelf. Maar bovenal fascinatie voor zoveel goedgelovigheid.
- Afwijzing
Tijdens de lunch keek mijn vrouw op haar telefoon naar mijn mail. Zo kwam ik er net na de soep en broodjes achter dat ik niet was aangenomen als communicatiemedewerker bij het waterschap. Eerder die week was ik helemaal uit Groesbeek naar Boxtel gereden om als één van de zes kandidaten op te gaan voor de openstaande vacature. Een joviale man die waarschijnlijk niet heel lang meer te gaan heeft tot zijn pensioen stond mij te woord, samen met serieuze vrouw van achterin de veertig. Toen ik naar buiten liep om mijn auto weer te starten bedacht ik me dat ik weinig had kunnen zeggen, vooral omdat er weinig van me werd gevraagd. Ik had er dan ook geen goed gevoel over en besloot me de komende dagen, tijdens mijn midweek-vakantie dus, er niet meer druk over te maken. Dat lukte heel aardig, tot tijdens de lunch op deze goede vrijdag. Dat ik überhaupt mail had van het waterschap zei al voldoende: wie wordt er nou per mail aangenomen. In de korte mail stond geen reden vermeld, alleen dat er voor een andere kandidaat was gekozen. Waarschijnlijk ga ik nog wel even navragen waarom ik niet ben uitgekozen, ook al wil ik dat misschien eigenlijk niet weten.